Korte verhalen

Zet ook uw verhalen op 1001KorteVerhalen.nl

Heeft u nog geen account? Meld u gratis aan!

Print dit gedicht

Vijf miljard jaar geschiedenis

Vijf miljard jaar geschiedenis.
door Guido van Geel

De vorming van het zonnestelsel in het algemeen en de ontstaansgeschiedenis van de Maan in het bijzonder.

De ontstaansgeschiedenis van de Maan, er bestaan nog steeds een aantal verschillende theorieën naast elkaar hoe de maan zou zijn ontstaan, die allemaal hun sterke en zwakke punten hebben.
De meest aanvaarde theorie is de zogenaamde ‘Great Impact theory’ (De Maan zou zijn ontstaan na de inslag van een hemellichaam zo groot als Mars).
Maar het grootste bezwaar tegen al deze theorieën is dat het steeds deeloplossingen zijn en eigenlijk allemaal halverwege beginnen. Dit verhaal echter plaatst het ontstaan van de Maan in een proces waarmee ook de vorming van het hele zonnestelsel is te verklaren.

Het begin

Deze geschiedenis is eigenlijk gebaseerd op één idee.

‘Zware en lichte stoffen zullen minder of meer geremd worden door een botsing met gelijke deeltjes’

Dat wil zeggen (bijvoorbeeld) als je een mengsel lichtere en zwaardere stofdeeltjes in de wind gooit, de zwaardere dichtbij zullen neerkomen en de lichtere deeltjes verderop. En als een wolk in de ruimte met ook lichtere en zwaardere deeltjes ‘botst’ tegen een wolk met uitsluitend lichte deeltjes dan gebeurt er iets vergelijkbaars. De lichtere deeltjes worden dan sterker geremd en/of van richting veranderd dan de zwaardere deeltjes. Op die manier wordt de aanvankelijk min of meer homogene wolk verdeeld in concentraties van min of meer gelijke ‘gewichtsklasse’.
Ik benadruk vooral dat ‘min of meer’ want homogeen zal die wolk niet geweest zijn en ook niet mooi rond, hierover verderop meer.


1 De supernova..

Tijdens de levensloop van een ster wordt waterstof eerst door kernfusie omgezet in helium en telkens bij de volgende fusieprocessen in zwaarder elementen. Zo worden in een ster alle elementen gemaakt tot en met ijzer, het zijn daarom ook de meest voorkomende chemische elementen.
Elementen die zwaarder zijn dan ijzer worden gevormd bij het instorten van de ster, de supernova, die vóór die tijd is uitgegroeid tot een rode reus. Alle energie die in die grote omvang is gaan zitten komt dan in één keer vrij. Met die energie worden de zwaardere elementen gevormd en voor een deel ook weggeblazen. Het lijkt op een instortend flatgebouw, alle materialen die bij de bouw naar boven zijn gebracht, geven in één klap al die potentiële energie terug, er blijft weinig heel, dingen worden in elkaar gedrukt en vervormd, en tenslotte wordt ook een stofwolk alle kanten opgeblazen. Bij een ster is dit de ‘Supernova’
De gas- en stofwolken die tijdens een supernova de ruimte in worden geblazen bevatten daarom alle chemische elementen, het hele periodieke systeem. Het is sterrenstof, en uit sterrenstof is ons hele zonnestelsel opgebouwd, behalve het waterstofdeel dat is uit een oorspronkelijk waterstofwolk afkomstig, dit is, denk ik, de algemeen aanvaarde gang van zaken.

2 De botsing..

Om nieuwe sterren te vormen moet een wolk van een supernova op een gegeven moment in botsing komen met een waterstof wolk. Uit deze twee soorten wolken kunnen dan zonnestelsels ontstaan zoals het onze, dat zijn sterren van de tweede generatie.
Zo een gebeurtenis moet niet worden voorgesteld als een botsing tussen twee auto’s want het zijn twee wolken die in elkaar schuiven, maar de onderlinge deeltjes zullen wel met elkaar in aanvaring komen en daarbij wel bewegingsenergie verliezen, dit leidt dan tot instorting of samentrekking van de wolken, maar helemaal zo simpel gaat het niet.

3 De eerste oorzaak van het ontstaan van de Maan..

Op dit moment is er uiteraard nog geen sprake van het feitelijk ontstaan van onze Maan. Maar toch gebeurt hier iets dat niet alleen essentieel is voor het later ontstaan van de Maan maar ook voor ons hele zonnestelsel. Vanaf dit punt wijkt dit verhaal af van de gangbare theorieën over de vorming van zonnestelsels.

Wat gebeurde er dan wel?

Tijdens de botsing van de beide wolken komen de waterstofmoleculen van de waterstofwolk in botsing met de lichtere en zwaardere deeltjes van de supernovawolk. De lichtere deeltjes zullen bij een botsing meer worden geremd en/of van richting veranderd dan de zwaardere deeltjes en zo voltrekt zich een soort ‘windscheiding’, let op, deze scheiding is verre van zuiver geweest.
Want supernovawolk was niet homogeen en een gave bol maar deels heterogeen en willekeurig van vorm. Die vorm zal nog zijn veranderd onder invloed van de aantrekkingskracht van de nabije enorme waterstof wolk (uitgerekt vergelijkbaar aan het lot van die komeet die niet zo lang geleden insloeg in de wolken van Jupiter)
Het is telkens min of meer, dus iedere fracties is steeds meer of minder ‘vermengd’ met de andere, zwaardere of lichtere elementen. Bovendien in het begin is de scheiding wellicht heel geleidelijk gegaan in de ijle buitenste sferen van de waterstofwolk en dieper in deze wolk weer steeds sterker en dat heeft ook gevolgen gehad. De eerste fracties zijn op zich ook weer in fracties verdeeld enz. (zie 6).
Maar in ieder geval, zullen telkens de eerste en de laatste fracties het meest zuiver zijn geweest, de eerste omdat die vooral uit ijzer en de geringere massa zware elementen bestond terwijl al het andere achterbleef, en de laatste omdat alleen de lichtste deeltjes het meest achterbleven. De tussenfracties waren het meest gemengd.
Het gevolg is geweest dat de oorspronkelijk min of meer gelijkmatig vermengde wolk zal zijn gescheiden in zwaardere en lichtere delen, uiteraard gaan de zwaardere delen voorop en komen de andere, de steeds lichtere, daar achteraan.
Als de lezer dit proces niet voor mogelijk acht dan heeft het verder lezen geen zin want de rest is gevolg!
Ook moet erbij worden bedacht dat de hoek van de botsing en de vorm van de wolken als geheel onbekend is en ook de mate waarin de deeltjes in de supernovawolk gelijkmatig waren verdeeld en dat allemaal bepaalt de vorm en samenstelling van zonnestelsels en heeft dus ook hoedanigheid van ons zonnestelsel bepaald.
Het zonnestelsel als geheel heeft deze verdeling van zwaar naar licht ook min of meer ondergaan, de soortelijke massa van vergelijkbare delen van het zonnestelsel worden naar mate ze meer ver verwijderd zijn van het centrum steeds lichter. Het zou zelfs voor de kometen in de Van Oort gordel kunnen gelden die wellicht eindigt in heliumwolken.

4 Het ontstaan van de eerste vormen in het zonnestelsel.

Hier wijkt dit betoog dus af van het ‘gewone’ pad.
De aldus gevormde afzonderlijke fracties zullen als geheel een deel van hun bewegingsenergie verliezen en daardoor gaan samentrekken en daardoor vervolgens gaan draaien. Maar wel elk deel apart in een gezamenlijke spiraal die als geheel ook gaat draaien, resp. de latere planeten en het zonnestelsel als geheel.
Stelt U zich de voorste deel van zo een fractie voor die voor het grootste deel zal bestaan uit ijzer. IJzer is het laatste element dat door kernfusie in een ster wordt gevormd en is daardoor het zwaarste, veel voorkomende element in een supernovawolk. Deze draaiende concentratie vormt een beginnend hemellichaam en is daarmee de kern van de spiraal. Op enige afstand daarvandaan ontstaat een tweede samentrekkende roterende concentratie (vooral ijzerverbindingen) en die bevindt zich ook in de spiraal, verder in de spiraal bevinden zich nog meer concentraties, gedomineerd door lichtere kernfusieproducten, resp. kiezel, koolstof en stikstofverbindingen (vooral met zuurstof), die ook het gevolg zijn van de ‘windscheiding’ maar die komen later ter sprake. Voor zover er nog ongebonden zuurstof was, vormde het in dit stadium in de waterstofwolk water.
De eerste twee draaiende concentraties draaien om elkaar heen en creëren daarmee een gebied van ‘lage’ druk tussen hen in, binnen in de waterstofwolk. Door de geconcentreerde zwaartetekracht van de twee kernen en de onderdruk er tussenin wordt het waterstof van de maagdelijke wolk aangezogen en vastgehouden. Deze twee concentraties vormen zo, als het ware, de stofzuiger voor de nieuwe hemellichamen (Zon en de planeten).

5 Het ontstaan van de protoplaneten.

In dit stadium van ontwikkeling veranderen de spiralen, door de draaiing van de twee centrale concentraties en de ophoping van het waterstof daartussenin, in een ronde schijf. In die schijf bevinden zich nog een aantal kleinere draaiende concentraties die door de draaiing op afstand in banen blijven. Dit geldt voor de planeten maar ook voor de Zon en het zonnestelsel als geheel.
Belangrijk is hierbij te beseffen dat in iedere concentratie telkens een vergelijkbare ontwikkeling optreedt. Wat in het groot gebeurt (het zonnestelsel), herhaalt zich in het kleinere. Het verschijnsel is herkenbaar in de afname van de dichtheid van de gasplaneten naarmate deze verder van de zon staan (met de binnenplaneten is iets anders aan de hand, hierover later). Maar ook bij de echte manen rond de gasplaneten neemt de dichtheid af. Zelfs de laagsgewijze opbouw van de manen en de binnenplaneten vindt hierin zijn oorzaak.


6 De vorming van de gasplaneten en de Zon.

De vorming van een gasplaneet en de vorming van een ster, als de Zon, zijn vergelijkbaar. Er is in beide gevallen sprake van een situaties zoals in het vorige stukje beschreven.
Zoals reeds gesteld draaien twee zware concentraties (resp. door ijzer/nikkel en magnesiumijzer gedomineerd) rond een gemeenschappelijk zwaartepunt in een waterstofwolk en hierdoor ontstaat daar onderdruk. Deze onderdruk veroorzaakt op beide polen draaikolken van toestromend waterstof, hetzelfde effect zie je in een kopje thee als je er snel in roert, er komt lucht midden in de thee. Op de polen van Zon (waarschijnlijk) en op de polen van de gasplaneten draaien die nog steeds. Bedenk wel dat de massa van het systeem als geheel over grotere afstand het omringende waterstofgas naar zich toe trekt. Dus eerst werkt de zwaartekracht en vervolgens de zuiging van de onderdruk bij de polen .
Door deze toevloed van massa en de samentrekking neemt de draaisnelheid van binnenuit toe en daardoor ook de draaiing van de hele schijf en houdt zo de andere fracties, de toekomstige echte manen/planeten steeds meer op afstand.
Of de Zon, net als de gasplaneten ook nabije maanconcentraties heeft gehad is de vraag. Ze zijn of opgenomen in de aangroeiende Zon of totaal verdampt of de planeten als de manen van de Zon moeten worden beschouwd lijkt mij maar zeer ten dele waar.

7 Een mogelijkheid binnen dit verhaal (misschien niet nieuw)

Stel de zon (een ster) heeft nu nog die twee inwendige zware concentraties en daardoor ook twee grote draaikolken aan de polen, dan zou dit het mechanisme kunnen verklaren waardoor een ster aanvankelijk uitsluitend waterstof omzet in helium en daarna pas helium in het volgende element, enzovoorts. Omdat in die ‘tornado’s’ vanuit de polen de lichtste beschikbare stof zich in het midden zal ophopen, en de zwaardere door de centrifugaal krachten naar buiten worden gedreven, een selectiemechanisme.
Als de twee spiralen vanuit de polen diep doordringen of misschien elkaar raken kan er zo een torus ontstaan, dit zou dat de voorwaarde kunnen zijn voor effectieve kernfusie van alleen waterstof. Dat kernfusieproces veroorzaakt daar dan chaos, net als wanneer het draaikolkje in een bekerglas het magnetisch roerstaafje raakt.
Die kernfusie vormt daar als het ware een chaotische ’bol’ die zich gaandeweg uitbreidt naar de polen. Maar nog vóór die te bereiken stopt het kernfusieproces en de torus kan zich daarna weer herstellen, het is zo een cyclisch gebeuren.
Bij de Zon wellicht de oorzaak van de elfjarige cyclus. Pas als de waterstof op is kan de volgende lichtste stof de kern bereiken. Bij deze volgende stappen van de fusieprocessen wordt dit allemaal heftiger en zal die energie ‘bol’ tenslotte bij het laatste kernfusieprocessen uit de polen spuiten (een verschijnsel dat ook waarneembaar is).
Dit spel tussen draaiing en chaos zou een verklaring kunnen zijn voor het verschijnsel dat bij kleine sterren periodiek heftige activiteit wordt waargenomen, ze hebben niet de massa voor snel op elkaar volgende fusies en niet voldoende massa om de vrijgekomen energie te bufferen . Hoe kleiner de ster hoe groter de energie afgifte fluctueert, van enorme erupties tot bijna afkoeling en des te langer duurt het aleer de chaos wordt onderdrukt en de cyclus zich herhaalt en omgekeerd.
De periodiciteit van deze activiteit zou best exponentieel kunnen afnemen naarmate de ster kleiner is.
Neem Jupiter, stel Jupiter is eigenlijk een heel klein sterretje en doet er tientallen miljoenen jaren over om de inwendige chaos te onderdrukken maar toch van tijd tot tijd vindt er kernfusie plaats en ontstaan er energie erupties die bijvoorbeeld de ijsmaan Europa tijdelijk in een watermaan veranderen. Men veronderstelt, bij mijn weten, dat het oppervlak van Europa tussen de 20 en 100 miljoen jaar oud is. Bedenk ook het ontstaan van de ringen van Saturnus. Het lijkt mij zinvol deze mogelijkheid mee te nemen bij het verklaren van de fenomenen die men aldaar waarneemt.

8 De vorming en kenmerken van de vier grote manen van Jupiter.

De aldus gevormde gasplaneet die de twee zware fracties bevat zijn er ook nog de lichtere concentraties in banen er omheen. Bij Jupiter de toekomstige vier grote manen.
De binnenste maan, Io heeft een gemiddelde dichtheid van 3,55 gr/cm3 (incl. de ijzeren kern) en bestaat voor een groot deel uit silicaten. Ter vergelijking de continentale aardkorst heeft een dichtheid van 2,8 gr/cm3.
De volgende manen zijn de C, N, O manen, de tweede maan (na Io), Europa heeft een gemiddelde dichtheid van 3,01 gr/cm3 (incl. de ijzeren kern) maar bestaat verder voor het grootste deel uit water.
De derde, Ganymedes heeft een dichtheid die weer minder is, 1,942 gr/cm3 (incl. de kern)
Tenslotte Callisto met een gemiddelde dichtheid van 1,851 gr/cm3 (incl. de kern)
De ijle atmosfeer van Callisto bestaat uit koolstofdioxide en bij Ganymedes uit zuurstof.
Deze verschillen in dichtheid zijn in het verklarend model van dit hypothetische verhaal dus het gevolg van die eerder beschreven ‘windscheiding’.

9 De andere gasreuzen..

De manen van de andere gasreuzen vertonen deze orde minder duidelijk maar dat is te verklaren door hetzelfde fenomeen dat de karakteristieken van de manen van Jupiter bepaalt, namelijk naarmate concentraties verder van de eerste verwijderd zijn, de lichtere stoffen gaan domineren, in dit geval zijn Saturnus, Neptunus en Uranus in zekere mate als de ‘water en luchtplaneten’ van het zonnestelsel als geheel te beschouwen.

10 Planetesimalen..

Alle andere algemeen aanvaarde theorieën over het ontstaan van het zonnestelsel gaan uit van de zogenaamde planetesimalen. Dit komt er kortweg op neer komt dat de manen en de planeten zijn ontstaan door het steeds aangroeien van samenklonteringen van kleine deeltjes tot steeds grotere totdat de druk en zwaartekracht deze samenklonteringen omvormden tot de manen en planeten zoals wij ze nu kennen.
Echter dit scenario kan de verschillen tussen de manen niet verklaren en zeker niet de volgorde van de karakteristieken die in de vorige stukjes zijn beschreven.
En ook kan deze theorie niet de gelaagde opbouw van de grote planetoïde Ceres en Vesta niet verklaren, deze lichamen zijn veel te licht om scheiding van de materie door effecten van hun zwaartekracht mogelijk te maken. Deze grotere planetoïden lijken ook eerder massa te hebben verloren door inslagen van de vermeende planetesimalen (de kleinere planetoïden die vaak als nog oorspronkelijke planetesimalen worden beschouwd) dan er door te zijn aangegroeid.

11 De Aarde, Venus en Mars.

In eerste instantie is de ontwikkeling van deze planeten vergelijkbaar met Jupiter echter door de nabijheid van de jonge zon werden de lichtere gassen weggeblazen door de zonnewind. Door dit gebeuren verloren deze aanvankelijke gasplaneten veel van hun draaiingsenergie en begonnen derhalve langzamer te draaien. Het gevolg hiervan was dat de inwendige fracties, de mantelfractie en de kernfractie elkaar steeds meer benaderden en daardoor ook door sterke getijden krachten hun eigen draaiing verloren en zo min of meer in gefixeerde rotatie op elkaar konden ‘landen’.
De ijzer/nikkel concentratie vormde zo de kern, verrijkt met de zwaardere elementen en vooral ook radioactieve stoffen, en de tweede concentratie vormde daaromheen een mantel, zo ontstond de binnenste gelaagdheid van deze planeten.
Je moet zich dit niet voorstellen als afgeronde manen die op elkaar terecht kwamen, het waren veeleer gas en stofconcentraties zonder abrupte overgangen van gas, vloeistoffen en vaste stoffen.
Daar verdere afremming van de draaiing van deze systemen naderden ook de andere fracties. De volgende fractie, de relatief kleine siliciumconcentratie zonk ook naar het inwendige en bleef daarbij blijkbaar min of meer één geheel.
Het meeste markante restant hiervan is het oercontinent van onze Aarde, Pangea.
De andere concentraties (C, N en O) vielen tijdens hun ‘landing’ uit elkaar en vormden de vloeistof en gaslagen. Zo is de huidige opbouw van deze planeten ontstaan, en bij de Aarde nog het best zichtbaar; kern, mantel, continent, oceaan en atmosfeer.

12 Graniet, een stukje geologie.

Het continent bestaat grotendeels uit graniet. Graniet is een merkwaardig gesteente en over de herkomst bestaat nog steeds onduidelijkheid, het wordt gezien als een gesteente dat uit het diepste van de aardmantel is opgestegen, een zogenaamd plutonisch gesteente, als onderdeel van de gangbare ideeën over de vorming van de aardlagen.
Maar uit het voorafgaande mag al duidelijk zijn dat graniet eerder uit de ruimte is neergedaald en daar als een soort ‘aerosol’ is gevormd. De samenstelling van graniet is het gevolg geweest van diffusie die streeft naar een gelijkmatige verdeling van aanwezige stoffen (mica, veldspaat en kwarts).
Een dergelijke fijne menging is ondenkbaar in het binnenste van de Aarde.
Men kan hierdoor concluderen dat elk stuk graniet zo oud is als de Aarde

13 Mars
Wat moet blijken is dat gesteentes van de laagten op Mars basaltachtig zijn en de hogere delen granietachtig. Aangenomen dat het zo is en dat deze laagten ooit bedekt waren met een oceaan. Toen die oceaan verdampte moet het graniet zijn gaan nazakken. De warmte die daaronder ontstond kan de grote centrale vulkaan verklaren.
Voor de herkomst van de twee maantjes, zie 18

14 Mercurius..

De ontwikkeling van Mercurius is door de nabijheid van de zon heel anders verlopen dan bij de andere binnenplaneten.
In het begin zijn daar ook een rij concentraties ontstaan en de twee zwaarste wentelden ook hier rond elkaar en verzamelden lichte gassen. Echter de jonge Zon verdreef al heel snel deze gassen en tegelijkertijd hebben de sterke getijdenkrachten van die zelfde Zon de kern- en de mantelconcentraties uit elkaar gedreven, dus in plaats met elkaar te versmelten werden de twee binnenste concentratie en de andere concentraties uit elkaar getrokken in duidelijke afgeronde hemellichamen. Zo bleef de kernmaan en de mantelmaan gescheiden en vormden twee afzonderlijke hemellichamen, en ook de andere concentraties konden dus niet opgaan in het centrum van het systeem. Met de Zon vormden zij een driestelsel en die zijn instabiel, de lichtste delen worden uiteindelijk verdreven. De energie daarvoor komt uit de vermindering van de afstand tussen de resterende twee, Mercurius en de Zon.
De zon zal ook al heel snel de meest vluchtige fracties uit deze kleinere concentratie hebben verdreven en zo bleven er ongebruikelijk kleine rotsachtige restanten over. Een dergelijke constellatie in de nabijheid van een sterk zwaartekrachtveld zal al snel chaotisch zijn geweest. Vooral de kleintjes zullen, mogen wij aannemen, slachtoffers geworden zijn van de te verwachten kosmische aanvaringen en gedeeltelijk zijn verpulverd. Het lot van deze restanten wordt in nog een volgend hoofdstukje (17) behandeld

15 De Maan van Mercurius..

Zoals reeds aangegeven zijn de ‘kernconcentratie’ en de ‘mantelconcentratie’ van het protoplaneetsysteem van Mercurius door de getijdenwerking van de nabije zon uit elkaar getrokken en dit proces is uiteraard steeds doorgegaan. Ook zijn deze twee concentraties/hemellichamen in een gefixeerde rotatie overgegaan, dat wil zeggen dat zij met dezelfde snelheid om elkaar draaien als om hun eigen as draaien (zoals de Maan heden ten dage doet met de aarde). Ook dit zorgde er voor dat zij verder van elkaar af kwamen te staan, (Behoud van energie, zo remt de Maan de draaiing van de Aarde ook nog steeds en verwijdert daardoor steeds verder van de Aarde ).
Door deze voortdurende verwijdering ging het dubbelsysteem Mercurius/mantelmaan als geheel steeds langzamer draaien en zo raakte omlooptijd van kernmaan (Mercurius) en de mantelmaan in resonantie met de omlooptijd van Venus. Dat wil zeggen dat telkens als deze mantelmaan het verst van de zon verwijderd was, Venus het dichtst bij die maan was. Resonantie ontstaat als de omlooptijd van het ene hemellichaam een afgerond deel of som is van de omlooptijd van het andere. Het is net als tegen een schommel duwen, dat moet je met dezelfde regelmaat doen als de schommel zwaait.
In deze perioden kwam de verwijdering van Mercurius en zijn maan in een versnelling en uiteindelijk leidde dit ertoe dat deze maan (onze Maan) tot over de zwaartekrachtgrens tussen Mercurius en Venus geraakte.
Dit scenario kan een aantal fenomenen verklaren die bij Mercurius nog niet onomstotelijk zijn opgelost.
De eerste het feit dat Mercurius een uitzonderlijk grote kern heeft en een tamelijk dunne mantel, de diameter van de planeet is 4880 km terwijl de mantel maar 600 km dik is (Als U zich afvraagt waar die dunne mantel dan toch vandaan komt, het is als het ware de ‘vervuiling’ van deze fractie (het is een iteratieve van het proces, alles herhaalt zich op alle niveaus min of meer). Vergelijk de aarde met een diameter van 12740 km en een mantel dikte van 2900 km.
Een tweede fenomeen, Mercurius heeft een excentrische baan die verklaard kan worden door de hoek die de planeet ten opzichte van de zon had op het moment dat de Maan in een baan rond Venus werd gevangen, de Maan is vóór het verste punt in de aantrekkingskracht van Venus terecht gekomen. Die hoek zou te berekenen zijn uit excentriciteit van de huidige baan van Mercurius
.
En tenslotte Mercurius heeft structuren die de Maan ook heeft en wij op de Maan zeeën noemen, deze structuren zouden kunnen zijn gevormd toen beide hemellichamen in een gefixeerde rotatie rond elkaar draaiden en lichte gassen daartussen werden verdreven en de zwaardere stoffen al eerder op Mercurius en de Maan neerdaalden (centrifugaal effect)

16 De Maan en Venus..

De Maan kwam aldus in een baan rond Venus, echter nu draaide deze maan in tegengestelde richting, retrograde. Venus zal in die tijd normale richting hebben gedraaid, de getijden effecten, die de Maan veroorzaakte, zullen daarom heftiger geweest zijn dan die nu tussen de Aarde en de Maan . In tegenstelling tot de Maan en de Aarde nu, zal de draaiing van Venus de omloopsnelheid van de retrograde baan van de maan hebben afgeremd en daarmee ook de afstand tot elkaar hebben doen afnemen.
Dit is waarschijnlijk een zeer langdurig proces geweest (en riskant, de fameuze ‘Giant Impact theorie had hier werkelijkheid kunnen worden) en uiteindelijk hebben veroorzaakt dat Venus een retrograde gefixeerde rotatie kreeg met de Maan.
Vanaf dat stadium kon de getijdenwerking van de Zon, de Maan en Venus weer uit elkaar drijven, het scenario als bij Mercurius herhaalde zich en een overgang naar de aarde was tenslotte het resultaat.
De waarschijnlijkheid dat het werkelijk zo kan zijn gegaan, wordt bevestigd door het feit dat Venus op het moment dat deze de Aarde het dichtst nadert steeds dezelfde kant naar de Aarde wijst. De retrograde draaiing van Venus is in resonantie met de Aarde. Dit moet ook het geval geweest zijn bij de overstap van de Maan uit de omloop rond Venus naar de omloop rond de Aarde. De draaiing van Venus kon vanaf dat moment niet meer veranderen.
Het verklaart ook nog een ander feit, op het moment van de overstap stonden de Aarde, de Maan, Venus en de Zon in één lijn en de raaklijnen van Venus en de Maan derhalve daar haaks op. Dit is daardoor de verklaring voor de vrijwel ronde baan van Venus rond de Zon.

Het hele tijdpad tot dit stadium, heb ik niet berekend maar zal, uitgaande van de totale leeftijd van ons zonnestelsel van ca. 4,5 miljard jaar, ongeveer als volgt zijn geweest, 0,5 miljard jaar de Maan bij Mercurius en 3,5 miljard jaar rond Venus.

17 De effecten van de Maan op Venus..

Het ontstaan van Venus is waarschijnlijk sterk te vergelijken met de ontstaansgeschiedenis van de Aarde dat is zo gesteld in het voorafgaande hoofdstukjes.
De getijdenkrachten van de Maan rond Venus zullen sterke effecten gehad hebben op de tektonische verschijnselen op Venus en een grote vulkanische activiteit hebben veroorzaakt. Het oppervlak van deze planeet moet zeer intensief zijn vervormd in die lange periode, het huidige oppervlak van Venus toont dit ook duidelijk aan.
Zonder de aanwezigheid van een satelliet rond deze planeet is dit allemaal erg onverklaarbaar temeer, naar verluidt, sinds een half miljard jaar geen vulkanisme meer is voorgekomen op Venus en tot die tijd intensief is geweest, hetgeen een gevolg kan zijn van het verdwijnen van de satelliet, de Maan.

18 De planetoïden

De Maan is door deze krachten verdreven en dat is een langdurig proces geweest. Maar hoe lichter een voorwerp is in een driestelsel, want zo moet dat worden beschouwd, des te sneller en heftiger zal de lichtste deelnemer worden weggeslingerd. Deze lichtste deelnemers waren alle maantjes en de brokstukken daarvan die rond het Mercurius/Maansysteem draaiden. Deze ‘projectielen’ zijn wel voor een deel ingeslagen op Venus, de Aarde en Mars en uiteraard op de Maan en Mercurius. Maar het andere deel bevindt zich nu tussen Mars en Jupiter, de planetoïdengordel. De grote planetoïden zijn dus geen dwergplaneten maar de gehavende maantjes van Mercurius.

19 De Aarde zonder Maan..

Volgens dit verhaal heeft de Aarde het grootste deel van haar bestaan, het zonder de Maan moeten stellen.
Het leven op Aarde is al oud, ongeveer 3,5 miljard jaar en speelde zich lange tijd alleen in de oceaan af, althans in het water en kwam niet echt tot ontwikkeling maar bleef beperkt tot veelal eencellige levensvormen. Een verklaring hiervoor is wellicht de omstandigheid dat het oercontinent al die tijd onder water heeft gelegen en dat daardoor geen erosie optrad die het water kon verrijken met mineralen, het was vooral het mineralengebrek dat de beperkende factor is geweest..
In het hele prille begin zal er ongetwijfeld wel sprake zijn geweest van vulkanisme en misschien gebergtevorming maar allengs verdwenen deze onder water en de mineralen werden daarna vastgelegd in sedimenten en zo aan de kringlopen onttrokken.

20 De Aarde met Maan..

Ongeveer een half miljard jaar geleden het kan ook 700 miljoen jaar geleden zijn, bij dit soort zaken moet je niet op een dagje meer of minder kijken, verscheen de Maan aan de hemel.
De baan die de Maan draaide rond de Aarde was danwel weer in de ‘goede’ richting maar de Maan zelf draaide nog retrograde en zoiets, lijkt mij, gaat tijdens de afremming daarvan over in een schommelbeweging. De Maan schommelt nog steeds fysiek een beetje, ongeveer 0,5 %, en dit is naar mijn mening nog een gevolg van die retrograde draaiing die de maan had tijdens de gefixeerde rotatie met Venus
Enfin, vanaf die dag veroorzaakte de Maan getijdenkrachten op Aarde en niet alleen bij de oceaan maar ook de aardkorst, het continent en de aardmantel ondergingen de effecten van deze krachten. Het gevolg was dat de voortdurende frictie aan de aardmassa’s warmte opwekte en vervolgens stromingen in een mate die eerder niet voorkwam, de Zon zal altijd al zijn invloed hebben doen gelden. De stromingen in de aardmantel deed uiteindelijk het oercontinent Pangea scheuren en de delen uit elkaar drijven en in weerwil van bestaande theorien voor de eerste en enige keer.

[Stel, zoals gesteld wordt door die geologische theorie, de continenten meerdere malen uit elkaar zijn gedreven en weer tot één continent zijn vereenigd. De sedimentgesteenten die telkens werden gevormd (al het graniet dat boven water komt verdwijnt daar weer onder als sediment) en de opgeloste mineralen in de oceanen moeten daarbij allemaal weer diep in de aardmantel zijn geduwd om weer als graniet op te stijgen, hoe zoiets kan is mij een raadsel, maar toch volgens die geologische inzichten is graniet een gesteente dat opstijgt uit het binnenste van de Aarde. Dit geheel, lijkt mij, een onmogelijk scenario.]

Aan de buitenzijden van het scheurende continent die over de oceaanbodem schoven ontstonden rimpelgebergten, zoal thans nog bij de Rocky Mountains en de Andes aan de gang is en als reactie hierop verhieven zich aan de andere zijden laagvlaktes boven water en ontstonden er grote zeer ondiepe kustwateren. Deze kustwateren werden verrijkte door de mineralen die uit de, nu aan erosie onderhevige, rotsen vrijkwamen.
Vanaf dit moment begon ook de verzilting van oceaan.
In die kustwateren ontwikkelde zich door de toevloed van deze meststoffen een tot dan toe ongekende rijkdom aan levensvormen dit resulteerde uiteindelijk in de ‘revolutie’ van het carboon en tenslotte, na wat tegenslagen, te weten de inslagen van restanten van de minder fortuinlijke buitenmanen van Mercurius, in een evolutie waarvan ook U ten slotte een ‘product’ bent.

Met vriendelijke groet
Guido van Geel

Toevoegen aan favorieten

Ingezonden door

guido van geel

Geplaatst op

23-09-2019

Over dit verhaal

'Wetenschap is een geloof', zei de denker en werd tot ketter verklaard.

Geef uw waardering

Er is 3 keer gestemd.

Social Media

Tags

Guidovangeel Maan Sterrenkunde

Reacties op ‘Vijf miljard jaar geschiedenis’

Er zijn nog geen reacties geplaatst bij dit verhaal, een reactie plaatsen kan hieronder!

Reageren

We gebruiken uw gegevens alleen om te reageren op uw bericht. Meer info leest u in onze Privacy & Cookie Policy.

Wilt u direct kunnen reageren zonder elke keer naam en e-mailadres in te voeren? Meld u hier aan voor een account!



Merknamen en domeinnamen eigendom van Internet Ventures Ltd - website via licentie in beheer door Volo Media Ltd