Korte verhalen

Zet ook uw verhalen op 1001KorteVerhalen.nl

Heeft u nog geen account? Meld u gratis aan!

Print dit gedicht

Omkijken mag

Wie “aan de andere kant van het spoor woont”, is "blank uitschot". Ten zuiden van het keurige stadje ligt de dubbele spoorlijn en luttele meters daarvandaan begint een trailerpark. Ooit heeft er een hek omheen gestaan. De onderkomens, eens mobiel, staan nu op grote betonnen blokken. Het behoort aan de gemeente en de huur is laag. De oorlogsjaren liggen nog maar kort in het verleden en de industrie, die ooit banen opleverde waarin goed geld kon worden verdiend, behoort ook tot dat verleden.
Het park heeft geen naam. Wanneer men erover spreekt in het stadje, dan zegt men “de andere kant”. De bewoners zelf noemen het ''Het Park''. De meesten zijn mensen die in het stadje werken. Dat er wel degelijk ook "blank uitschot" woont wordt normaal gevonden. Tussen de keurige mensen wonen tenslotte ook dieven en oplichters.
De opzet van ''Het Park'' is strak en eenvoudig, per sectie twee rijen trailers langs een “straat” van grote betonnen platen, twee naast elkaar. De wagens staan met de voordeur aan de straatkant en iedere overbuur kan bij de ander naar binnen kijken. Bij wijze van spreken dan, want ze staan minstens 20 meter van elkaar vandaan. Ook aan weerszijde van elke wagen ligt een strookje land. Men mocht dan wel arm zijn, rekening met elkaar houden is gratis. Het is goed wonen “aan de andere kant”.

- o -

In het jaar dat de Davis familie er kwam wonen was de eerste sectie vol en ernaast werd een tweede aangelegd. De ene rij stond nagenoeg rug tegen rug met die uit sectie 1. Joe Davis werkte als bode en manusje van alles in het gemeentehuis. Hij en Hester en hun baby Mary woonden in bij de moeder van Hester, aan de “goede kant” van het spoor. Toen een tweede kind zich aankondigde zou het huis te klein zijn geworden en Joe en Hester werd gezegd een andere woonruimte te vinden. “Dicht bij het vuur” sprak Joe er de wethouder over aan en nog voor het tweede kind kwam reed een tractor de nieuwe trailer naar sectie 2 en zette een grote kraan hem op de blokken.
Sectie 2 eindigde in een strook bomen en daar vond hun nieuwe thuis haar plek, haaks op de rijen. Hun achterburen waren de berken en eiken en, vanaf de kleine veranda die Joe had getimmerd, kon men de hele lengte van de straat en de trailers aan weerszijde ervan zien. Hester was in de wolken. De bomen gaven wat schaduw in dit altijd warme deel van het land. Op Thanksgiving Day werd hun tweede kind geboren en ze noemden haar Constance.

Twee meer verschillende kinderen dan Mary en Connie kon men zich nauwelijks voorstellen. Mary was een rustig kind, gezegend met een mooi gezichtje en het fijne vlasblonde haar van Joe. Connie had de weelderige bos kastanjebruine krullen van haar moeder, maar mooi kon je haar niet noemen. Ze was een druk kind. “Kwikzilver” noemde Hester het, maar had ondertussen haar handen eraan vol. Hun jeugd was onbezorgd en ondanks, of juist dankzij, hun zo verschillende karakters konden de twee meisjes het goed met elkaar vinden. Het leven in ''Het Park'' was een bron van vreugde voor kleine Connie, zoveel te zien, zoveel te doen. Ze had een levendige fantasie en kwebbelde 's avonds over de dingen die ze die dag gedaan had. Joe en Hester keken elkaar dan vaak aan, wisten dat hun dochter alles mooier en interessanter maakte dan het was. Haar expressieve gezicht en handgebaren vertelden meer dan haar woorden konden zeggen en waren zo vermakelijk dat ze er iedereen mee aan het lachen kreeg. 'Die gaat aan het toneel,’ zei Joe wel eens.
Haar imitatietalent bleek al op jonge leeftijd. Hester hoorde een luid gekef uit de slaapkamer van de meisjes. Ze rende naar binnen. 'Connie, heb je de hond van verderop meegenomen, stoute ... ' Connie zat op haar bed, geen hond te zien. Connie kefte nog maar eens en zei toen, in de licht slissende stem van haar zus: 'Maar mama, dat zou ik toch nooit doen.’ Ze bleek feilloos stemmen na te kunnen doen. De lichte Russische tongval van een van de buren, de juffrouw in de ijssalon in de stad; wie ze hoorde kon ze imiteren. Toen Joe op een dag een televisie kocht, de eerste in "Het Park", was het hek echt van de dam. Overal in het park kon je filmsterren “tegenkomen”. Eerst was het nog komisch om de zwoele stem van Lauren Bacall uit een kindermond te horen, maar toen de juffrouw in de tweede klas de stem van de directrice hoorde zeggen: 'Mag ik even naar de WC,’ en Hester haar Joe hoorde vragen: 'Lieverd, maak je nog eens een appeltaart,’ terwijl Joe in de stad was, begon men te bidden dat die fase snel over zou gaan.

En die ging over - voorlopig. Luisteren werd kijken en nadoen. Op haar achtste kon ze koken en bakken als haar moeder, kon ze timmeren als haar vader. Waren haar benen lang genoeg geweest, dan had ze de pick-up truck van een buurman kunnen rijden. Kennis zoog ze op en hield het vast, ze leerde snel. Hester was, voordat ze trouwde, verpleegster geweest en had in de loop der jaren in ''Het Park'' heel wat wonden verzorgd en verbanden aangelegd. Zij werd altijd geroepen wanneer iemand ziek was. Zo was Connie eens getuige van een reanimatie die haar moeder uitvoerde op een buur die een hartaanval had gekregen. Connie was gefascineerd door “het weer levend maken”. 'Was-ie echt helemaal dood mam?', vroeg ze.
'Ja,’ zei Hester, 'heel even maar. Wanneer zoiets gebeurt en je bent er snel bij, dan kan je een hart weer laten kloppen.' Connie was er een paar dagen stil van en Hester meende dat ze wellicht niet naar het toneel zou gaan, maar - net als zij eens - in de verpleging. Het werd geen van tweeën.

Mary was bijna 20 toen Connie haar 18e verjaardag vierde en meedeelde dat ze naar Los Angeles zou gaan. Ze wilde ''bij de film''. 'Niet zonder mij,’ zei Mary en de zussen namen de bus. Mary had geen ambitie om voor de camera te komen. Haar twee voornaamste talenten waren haar zorgzaamheid én haar formidabele mathematische brein. Het geld dat Joe zijn dochters had kunnen meegeven werd dan ook aan Mary toevertrouwd.
Mary vond een baan bij een verzekeringsmaatschappij, en Connie diende zich aan bij een van de grote filmmaatschappijen. Hier bleken haar stemmenimitaties nog te werken en kwam ze voorbij de slagbomen. Men had er gewoon plezier in deze jonge vrouw haar zin te geven: eens kijken hoe dat gaat bij de film. Zolang ze niemand voor de voeten liep mocht ze wel een uurtje rondkijken. En tja, kijken was nu eenmaal ook doen. Voor de ochtend om was hielp ze mee bij de mensen van het geluid en de belichting, sjouwde met decorstukken en haalde koffie.
'Hé jij daar, je draagt je naamplaatje niet.'
'Heb ik niet, ik kwam alleen maar even rondkijken,’ zei de stem van Doris Day.
'Je wérkt hier helemaal niet dan?'
'Nog niet,’ antwoordde de stem van Humphrey Bogard.
Die middag kreeg ze haar naamplaatje en was ze ''bij de film''.

Het leven van Connie werd een film op zich. Ze werd ingezet waar men haar op dat moment nodig had en ze genoot. Men genoot ook van haar, in de kantine waar men haar graag uitdaagde de stemmen na te doen van de sterren in de rolprent die op dat moment werd opgenomen. De sterren zelf zaten in hun luxe trailers, maar hun stemmen maakten de lunchpauzes voor iedereen tot een hilarisch halfuurtje. Maatschappijen die eerst alleen 100% Amerikaanse films maakten, gingen de grote oceaan over om buitenlandse sterren aan te trekken. Dat die een acceptabel soort Engels spraken was een vereiste. Zo kwam op een dag een Franse diva opdraven. In haar land groot, in Amerika nog niet. Connie was op de set bij de opnames en haar trommelvliezen deden zeer van het verminkte Amerikaans-Engels dat die mooie vrouw er, met een zwaar Frans accent, wist uit te brengen. In de lunchpauze “speelde” zij die Franse grootheid, maar met een accent dat zo aansprak dat iedereen er stil van werd: licht, sensueel, charmant.
Haar alledaagse gezicht leek te veranderen, het sprák opeens, zelfs zonder de zware make-up veranderde ze in een verleidelijke Franse demi-mondaine, de courtisane, de tekst feilloos, de nuances subtiel. De mensen uit het vak hadden niet meer nodig, en later die dag zat ze in een luxueus kantoor om zichzelf te presenteren.
Voor haar contract nam ze Mary mee om voor haar op te treden als haar Manager, om haar financiële zaken te behartigen.

Een eerste kleine rol, een tweede grotere. Een derde. Wat hield de camera van haar. Dat gezicht dat zoveel kon zeggen. Mooi? Nee, dat nog steeds niet, maar zo vol karakter. Ze kon spelen wie en wat ze moest zijn. Het komische genre maakte plaats voor serieus. Ze was een kameleon. Connie Davis was niet meer, ze werd Angela. Angela Davis, maar nog steeds niet op de eerste plaats op de billboards. Van hun pensionkamer verhuisden Mary en Connie naar een bescheiden huis in een van de buitenwijken. Joe en Hester kwamen af en toe een paar dagen op bezoek. Zij bleven in Sectie 2 van ''Het Park'' wonen en sloegen elk aanbod voor financiële ondersteuning af. 'Effe normaal blijven doen,’ zei Joe vaak, en, inderdaad, dat deden Connie en Mary ook. Geen feestjes, alleen een mooie jurk voor op de rode loper bij een eerste voorstelling.

Angela Davis' eerste grote en leidende rol diende zich aan. Een kostuumdrama uit de Burgeroorlog. Connie zei: 'Het lijkt Gejaagd door de Wind, maar dan anders.' Zij en Mary waren nu vijf jaar in LA en hun fortuin leek gemaakt. Inderdaad verdiende Connie zeer goed, mede dankzij Mary en haar bikkelharde onderhandelingen. Haar hand op de knip was een zware.
Het opnemen van de film duurde ruim vijf maanden, een unicum voor die tijd. Angela speelde de “sterren van de hemel” en de andere sterren van het doek. De scene, waarin ze “haar” dode kind langs de weg vond en het opnam en koesterde werd een klassieker. Het spel van haar emoties op een als versteend gezicht, de zo stille en diepe smart lieten een diepe indruk achter en maakten haar naam.
Feesten om het succes van de film te vieren bezocht ze niet, alleen de uitnodiging van de producent, Phillip Swift, kon ze niet afslaan. Ze kende hem voornamelijk van zicht; zijn twee kundige assistenten voerden zijn aanwijzingen uit, maar de hand van de meester was in alles zichtbaar. Connie vond dat meneer Swift er vermoeid en oud uitzag, al zou hij niet ouder dan even in de 50 zijn geweest. De paar keer dat ze hem zag voelde ze haar schouders zakken, als droeg zij de zorgen van de man. Het imiteren was werkelijk een tweede natuur geworden en soms zat het haar in de weg.
Nu stond ze in het parklandschap achter zijn kolossale huis. Een tuin die als een park was, een huis dat als een paleis was. In de tuin prachtig gedekte tafels, grote bloemstukken, bars; een orkest speelde in een hoek van de enorme veranda. Mensen overal, ze kende er maar een paar persoonlijk, al waren de sterren haar bekend. Ze glimlachte. Ze moesten eens weten dat hun stemmen ook haar stemmen waren. Ze plukte een camelia uit een van de bloemstukken en liep langzaam in de richting van de brede marmeren trap die naar het huis leidde. Hoog, hoog en groot en erg wit. Schijnwerpers benadrukten de schaduw van pilaren, de schittering van de ramen. IJs, dacht ze, terwijl ze het gebouw bekeek en ze rilde.
'Vind je het een mooi huis?' Een warme stem.
Ze keek om.
'Ik vind het vooral groot, meneer Swift, en ik vroeg mij net af ... '
Hij keek haar aan met een wenkbrauw licht opgetrokken. 'Wat vroeg je jezelf af Angela?'
'Uh ... of er in dat huis een plek te vinden zou zijn waar ik de warmte zou kunnen voelen.'
'De warmte van wat?'
'Van leven.'
'Sorry, ik begrijp je niet.'
'Dit huis voelt koud, koud als een monument, als een mausoleum en daarin voel je geen warmte.'
Hij staarde haar aan en Connie voelde zich wat ongemakkelijk worden. Had ze een van de invloedrijkste mannen in de industrie beledigd door zijn huis een mausoleum te noemen?
'Ik ... uh ...'
Hij schudde zijn hoofd.
'Je hebt gelijk, maar ik verzeker je dat er in dat huis één warme plek is. Ik zal je het eens laten zien. Kom, laten we een glas ...'
Hij leek te struikelen, drukte een arm tegen zijn borst en hapte naar lucht. Hij viel als een blok voor haar voeten op het grasveld.
'Bel een ambulance. Nu, snel! Hartaanval.' Haar stem schalde.
Het brein dat kennis opzoog wist het altijd op het juiste moment te gebruiken. Ze knielde naast hem, maakte zijn kleding los, vingers in de hals, geen hartslag. Hesters reanimatie van de buurman werd kundig geïmiteerd. Volledig geconcentreerd. Compressies, beademing, compressies, beademing. Ze zag zijn borst rijzen en dalen. Het was stil geworden in de tuin, mensen stonden in een kring om hen heen, maar niemand leek het besef te hebben om haar te komen helpen. Ze merkte de flitslichten niet en hoorde ook de sirene niet. Handen tilden haar op.
'Wij zijn er, u kunt nu rusten.'
Connie viel flauw.

De enige warme plek in het huis bleek zijn bibliotheek te zijn. De bank en de fauteuils waren ouderwets groot en goed “ingezeten”. Boeken tot aan het hoge plafond, foto's en een bonte verzameling souvenirs, een echte mannenkamer. Boven de schouw, waarin nooit een vuur zou branden, een grote ingelijste foto van Connie die het hart van de man weer had laten kloppen. Geen hartaanval, maar een acute hartstilstand. De foto toonde hen op een moment dat ze, geknield naast hem, haar op elkaar gelegde handen op zijn borst drukte, geconcentreerd, haar gezicht zo wit als het zijne.
'Phillip, ik vind dit een ellendige foto.'
'Liefje, het moment van mijn tweede leven staat erop. Ik vind dit het mooiste wat ooit op film is vastgelegd.'
Connie en Phillip waren drie jaar geleden getrouwd. Zij was zijn derde echtgenote, hij de eerste man in haar leven, zoals hij tot zijn grote vreugde vaststelde. Hij werkte niet veel meer. Tegen de 60 en van plan nog veel jaren met zijn Connie samen te kunnen zijn, was hij alleen nog bezig achter de schermen, zijn enige assistent nu Toby, een rustige veertiger die vuur kon spuwen wanneer nodig. Connie en Mary waren gék op hem. Angela Davis-Swift kon kiezen uit stapels scripts die haar bereikten. Mary, nog steeds haar Manager, las alles, retourneerde 98% en uit de paar die overbleven werd er een gekozen, of geen. Jazeker, ze acteerde graag, maar liever was ze óf bij Phillip, óf samen met Mary bezig met een van de “projecten”. Mary en haar talent voor cijfertjes. Zij had in de loop der jaren een klein kapitaal opgebouwd. Connie had nooit om luxe gegeven en wat ze met acteren verdiende werd door Mary beheerd, belegd en verdubbeld. Phillip “mocht” een donatie doen, maar alleen ten behoeve van “de projecten”. Connie kreeg bij haar huwelijk van hem een ring met een twee-karaats blauwe diamant en zei toen zeer beslist: 'Déze zal ik dragen, maar doe mij een lol en geef mij geen juwelen meer.'

De “Projecten van Mary”. Zo noemde Connie ze, maar “van” Mary waren ze niet. Het waren ook geen projecten van, maar voor. Wie zou menen dat in een stad als Los Angeles alleen rijken woonden, zoals die in Bell Air, moet oogkleppen gedragen hebben. Toby's zuster, Brenda, was lid van een grote groep vrijwilligers. Zij waren actief in de armste buitenwijken van de stad, zowel in de zwarte als blanke wijken. In die tijd waren die nog streng gescheiden. Voor een blanke zou het niet verstandig zijn zich in een zwarte wijk op te houden, en dat gold ook andersom alleen daar met het verschil dat nogal wat zwarten in huizen van blanken werkten als poetsvrouw of tuinman. Brenda en haar gezin hadden zowel een zwarte huishoudster als een klusjesman. Brenda raakte erg gesteld op Sue-Ellen, de huishoudster en van haar hoorde ze over de schrijnende toestanden onder de gekleurden in de stad. In haar vrije tijd werkte ze in een soepkeuken en zamelde kleding in -- en geld. Men had een onderkomen voor aanstaande ongehuwde moeders hard nodig.
Brenda vertelde het aan Toby, en hij aan Mary. Een samenkomen vond plaats in de bibliotheek, mét Sue-Ellen en een andere vrijwilliger, en Connie en Phillip. De bal die ging rollen was niet groot, maar groeide over de tijd enorm. Phillip had nogal wat onroerend goed gekocht tijdens de Depressie, had het beheer ervan uitbesteed en er nooit meer naar omgekeken. 'Toby, heb jij enig idee wat we waar hebben staan?'
Vervallen huizenblokken werden neergehaald, er kwamen eenvoudige nieuwbouw, een speelveld en een basketbal court voor in de plaats. Een twee-etage gebouw werd opgeknapt en gaf onderdak aan aanstaande moeders, vaak nog tieners. Soepkeukens werden uitgebreid en van betere apparatuur voorzien om meer maaltijden te kunnen uitdelen, kleine klinieken werd ingericht. De meer vermogende bewoners van LA merkten alleen dat het rustiger was geworden in de arme wijken.
Mary doneerde een groot deel van haar kapitaal en Connie volgde. Van haar deel werd een kinderopvang gebouwd. Phillip zorgde voor de bouwgrond, de aannemers, de materialen.
Vijf jaar van plannen maken en uitvoeren, bij voorkeur zo anoniem mogelijk.
Op een ochtend zei Connie: 'Mary ik zou zo graag eens willen zien wát er allemaal gerealiseerd is. Ik zag er foto's van, maar ik wil het echt zien.'
'Is weten niet genoeg voor je?'
'Nee Mary, wat ik zou willen zien is warmte, een glimlach, een tevreden gezicht.'
Mary fronste. 'Ben je vergeten wat we op school leerden? "Doe wel en zie niet om".
'Verdorie Mary, goeddoen... is een stapel papiergeld weggeven het enige “goede”?
Is het niet prachtig om te kunnen zien wat er van dat geld gemaakt is? Geld alleen maakt niet gelukkig, ja een dooddoener, maar het kan wel geluk géven en dát wil ik zien. Aan het einde van mijn leven wil ik niet alleen hoeven terugkijken op een paar films die niemand meer bekijkt en een stapel foto's.'
In de blanke wijk kon ze ongestoord rondkijken, een hoofddoek om, grote zonnebril op. Samen met Mary en een paar vrijwilligers vond Connie wat ze had willen zien. Beslist geen luxe, maar een leefbare omgeving. De schaterende lach van een kind in een speeltuintje. In de gekleurde wijken kon ze kijken vanaf de achterbank van een geleende auto. Bij hun thuiskomst stond een ziekenauto onderaan de grote marmeren trap.

Het enorme vermogen dat Phillip haar had nagelaten werd onderbracht in de Swift Foundation. Studiebeurzen voor blank en zwart. 1957 was het keerpunt geweest in de rassenscheiding, maar het duurde nog jaren voordat het voorbeeld van Little Rock zich over het continent had verspreid. Connie had Toby aangesteld als beheerder. Hij werd later opgevolgd door zijn en Mary's zoon.

- o -

'Ik lust er nog wel een, jij ook zeker?'
Een fles roze champagne in een koeler op de salontafel. Sinds Phillip hen de smaak ervan had leren kennen is het hun favoriete drankje.
'Oh graag, maar dan moeten we echt even over de zaken praten.'
Connie trekt een verveeld gezicht en maakt een wegwerpgebaar met haar hand. De grote blauwe steen glinstert in het zonlicht.
'Zus, die zaken zijn in veilige handen en jij houdt toch ook nog steeds een oogje in het zeil. Ik babbel liever met jou over je familie, waarom jullie nog steeds in LA blijven hangen. Ik kon die stad opeens niet meer verdragen en ben blij dat ik “naar huis” terug ben gegaan.'
Een stilte. De zussen denken terug, elk weet wat de ander denkt. Ze denken vaker aan de voorbije jaren, aan hun ouders en aan ''Het Park'', dat er ook niet meer is. Het stadje dat een stad geworden is, waar Connie in een fraai appartement woont.
Twee zuchten. Twee grote teugen champagne.
Mary glimlacht en pakt een map uit haar tas. 'Dit is één van 'de zaken' die ik je wil laten zien. Het zijn brieven van oud-leerlingen van de Foundation. Het is slechts een klein deel van de brieven die we over de jaren kregen, maar juist deze zullen je een plezier doen...
Van ene Jeremy, ooit lid van een jeugdbende. Zijn oma droeg hem voor.
'Mijn dankbaarheid is niet in woorden uit te drukken. Ik ben nu advocaat en zet mij in voor al diegenen die niet, zoals ik, een gouden kans kregen.
Van een tienermoeder die wij opvingen, Anna:
'Ik kon de High School afmaken en vond een baan in de verzorging. Daar leerde ik mijn man kennen. Hij adopteerde mijn dochtertje. We kregen samen een zoon, die we Phillip genoemd hebben. Ik ben zo erg gelukkig.'
'Zo hebben wij er tientallen, zo niet honderden, ontvangen Connie.'
Connie bijt op haar lip. Wat ze voelt straalt uit haar ogen.
'Dank je, het is goed om zulke mooie herinneringen te hebben Mary, maar weet je, wanneer je ouder wordt zijn zelfs de verdrietige herinneringen mooi geworden.'
Mary knikt.
'Ik herinner me nog zo goed dat je wilde zien waar ons geld naartoe ging. Ik begrijp nu dat jij die herinneringen nodig had.'
'Ja. Ze hebben me door de jaren gesteund. Wie zegt dat je niet terug mag kijken naar wat je hebt gepresteerd, naar het goed dat je deed, heeft niet geleefd; die heeft alleen naar een toekomst toe gewerkt en gehoopt dat er een was. Het is heerlijk om af en toe eens stil te staan en op je leven terug te kijken, te zien wat je ervan hebt gemaakt, want ik zeg je Mary: omkijken mág.'

Toevoegen aan favorieten

Ingezonden door

Irene O.

Geplaatst op

07-12-2016

Over dit verhaal

Ergens staat geschreven: doe wel en zie niet om. Onzin!

Geef uw waardering

Er is 3 keer gestemd.

Social Media

Tags

Goeddoen

Reacties op ‘Omkijken mag’

Er zijn nog geen reacties geplaatst bij dit verhaal, een reactie plaatsen kan hieronder!

Reageren

We gebruiken uw gegevens alleen om te reageren op uw bericht. Meer info leest u in onze Privacy & Cookie Policy.

Wilt u direct kunnen reageren zonder elke keer naam en e-mailadres in te voeren? Meld u hier aan voor een account!



Merknamen en domeinnamen eigendom van Internet Ventures Ltd - website via licentie in beheer door Volo Media Ltd