Korte verhalen

Zet ook uw verhalen op 1001KorteVerhalen.nl

Heeft u nog geen account? Meld u gratis aan!

Print dit gedicht

Hoe den duvel verdween uit de Valkendonck.

Uit het oud Brabant sagenboek

Het zal al wel honderd jaar geleden zijn, dat de buurtschap rond het Valkendonck nabij Ulvenhout geplaagd werd door een duvel, een duvel van een jong.
Het begon allemaal met de komst van die mooie jonge meid op het Huis, mooi was ze, heel mooi, maar waar ze precies vandaan kwam, dat wist niemand. Voordat die meid verscheen, was de jonkheer van de Valkendonk altijd een beminnelijke gebieder geweest die zijn pachters en horigen vriendelijk toeknikte in zijn heerlijk voorbijgaan. Dagelijks liep hij, door zijn adel verplicht, in zijn slobkousen en zijden jas door de lanen van zijn landgoed en zag met welgevallen hoe de eenvoudige landlieden vanuit het stof of de modder waarin zij zich telkenmale spontaan wierpen, dankbaar naar hem opkeken, ach, het was voor hem slechts een kleine maar terechte beloning die hij kreeg voor de bescherming die hij hen bood tegen opruiende fratsen van de stadsen en andere rooie rakkers. Zo konden zij eenvoudig en tevreden blijven.
De Jonkheer van het Valkendonck Regard Honoré Claude Decolleté de Basse, zoals hij voluit heette, gunde hen dit dagelijks genoegen en als hij zich daarna terugtrok in zijn studeerkamer om te nippen aan zijn welverdiende glaasje oude port, dan zuchtte hij voldaan en was gelukkig.
Maar ook hem, telg van edele bloede ontging niet het lot van de ouderdom en zo kwam het dat een jonge dienstmaagd werd aangesteld op het huis, om de oude Jonkheer te verzorgen want ook de oude bedienden waren aan het aftakelen, zijn huishoudster en butler/tuinman voldeden niet meer, zo gaat dat
Zo kwam het, zoals gezegd, met de komst van die wondermooie meid dat alles veranderde op de Valkenberg. De eens zo waardige landheer verwerd tot een oude geilaard die alleen nog kon kwijlen bij het zien van zoveel lokkende wellust. Zijn butler/tuinman deed in deze idolatrie niet voor zijn meester onder, zij bestreden elkaar als vieze oude mannen om een wulpse blik te vangen van hun welgevormd object van aanbidding.
De oude huishoudster echter, zij mokte, zij had nog geprobeerd haar verlepte wapens in stelling te brengen maar dat was tevergeefs geweest, zij mokte alleen nog maar, eenzaam en verlaten in haar bijkeuken in het souterrain.
En in het bovenhuis ging het zoals kon worden verwacht, niet lang daarna was de mooie meid, Mevrouw op het Huis, Freule de Decolleté de Basse de Valkendonck, maar nu letterlijk en kort nadien ook weduwe. Als weduwe bleek zij wel ongewoon snel af te takelen tot een gerimpeld oud wijf. Een heks werd ze, klassiek, compleet met een dikke behaarde wrat op haar neus en krom.
Heksen zijn kort mooi en jong, en lang oud en lelijk, daar kun je ze aan herkennen.
Hoe dan ook.
Toch bleek het efemere huwelijk te zijn geconsumeerd want na een aantal maanden kroop er een klein jonkertje door het huis. Niemand kon dit ontgaan want blèren kon dat jong, als een koor krolse katers, dag en nacht. De prille blauwbloed groeide desondanks als onkruid op een mestvaalt, en het was binnen de kortste keren een slungelige etterbak eerste klas.
Een ware terreur oefende hij uit op het landgoed, het duurde niet lang of men wist ervan in Bavel, in Ulvenhout, zelfs tot in Chaam werd dat klerenjong berucht.
De pastoor van Bavel heeft nog een keer geprobeerd daar op huisbezoek te gaan om iets aan die plaag te doen, maar wat hem daar is overkomen dat wilde hij niet vertellen maar het had wel tot gevolg dat de hele plaatselijke clerus van verdere roomse actie afzag. Zelfs de hogepriester van Breda maakte op het huis geen opwachting. Kortom de duvel van de Valkendonck was een feit.
Er bestond geen kattenkwaad dat niet door de jonge blauwbloed werd bedreven en overdreven. Je kon geen hond tegen komen of er hing een kakelende kip aan zijn staart, er was geen kat te vinden die niet een lichaamsdeel miste. Geen ei was veilig tot in de hoogste bomen, geen konijnenhol of het werd niet uitgerookt, geen fruit kreeg kans te rijpen, het was een en al doffe ellende.
Moeders riepen hun man en kinderen binnen, sloten deuren, ramen en luiken, en schoven alle zware meubels er extra tegenaan en hielden zich stil tot zijn gevaar voorbij was. Koeien, paarden en varkens brulden als slachtvee als de hooggeboren paljas langskwam.Melk werd spontaan zuur als hij er naar keek, moestuinen begonnen te stinken als bladhopen met hondenpoep als hij maar in de buurt kwam. Het was onvoorstelbaar, iedereen leed, en iedereen was te bang om te durven hopen op betere tijden. Enz. enz..
Maar in één van de opgelapte plaggenhutten op het adellijk goed daar woonden in die tijd een kroostrijk gezin, de familie Vlaming. De oude Vlaming was na de tiendaagse veldtocht met de afgedropen Prins meegekomen uit het sindsdien Belse land en zijn nazaten woonden ook sindsdien op de heerlijkheid in een eenvoudige boerenstulp.
Eén van deze nakomelingen, een kleinzoon of achterkleinzoon, kan het geweest zijn, werd ‘D’n Ongelovige’ genoemd maar het was eigenlijk gewoon een eigenwijs blaag, niet slecht, niet dom, helemaal niet dom, misschien wel slim, maar alleen een beetje eigengereid, wat zeg ik, stront eigenwijs op het verwaande af, hij scheen niet te beseffen dat zijn stand diende te zwijgen, enfin, laat ik niet te veel uitweiden, je kent het type (ik mag ze wel).
Die ‘Ongelovige’, toen hij nog jong was, werd in die tijd ook wel ‘Ons Maske’ genoemd, en hij stond op een kwade dag achter de muur van de paardenstal van het Huis te kletsen met een ander keuterjong uit de geplaagde buurtschap. Maske beweerde dat hij niet bang was voor ‘den duvel en zijn oude mama’, en dat had hij beter niet kunnen zeggen. Neen, nooit heeft dat jong iets beters kunnen zeggen, want wie stonden daar onverklaarbaar en onverwachts tussen die twee vermetele snaken en de muur…
De duvel en zijn oude mama, dan wel de jonge heer Valkendonck en Mevrouw zijn moeder.
Maske keerde zich verschrikt om en sprak de onvergetelijke woorden, ‘Christenen zielen …’
Verder kwam hij niet want wat gebeurde was dat ‘de duvel en zijn oude mama’ begonnen te zwellen, op te zwellen tot ze klapten en in een lucht van rotte eieren verdwenen.
De vlek die ze op de muur achterlieten is nog steeds te zien, ga maar kijken.
Niet lang daarna ging men eens kijken in het Huis en wat bleek de oude Jonkheer leefde nog en ook zijn butler/tuinman en zelfs de mokkende huishoudster leefde nog, ze mokte niet meer.
Zo zie je maar weer, soms verandert er wat, maar uiteindelijk blijft alles bij het oude.

Guido van Geel

Toevoegen aan favorieten

Ingezonden door

guido van geel

Geplaatst op

12-12-2014

Over dit verhaal

'Je kunt me nog meer vertellen', zei de toehoorder en geloofde het wel..

Geef uw waardering

Er is 6 keer gestemd.

Social Media

Tags

Guidovangeel Sage Ulvenhout Volksverhaal

Reacties op ‘Hoe den duvel verdween uit de Valkendonck.’

Er zijn nog geen reacties geplaatst bij dit verhaal, een reactie plaatsen kan hieronder!

Reageren

We gebruiken uw gegevens alleen om te reageren op uw bericht. Meer info leest u in onze Privacy & Cookie Policy.

Wilt u direct kunnen reageren zonder elke keer naam en e-mailadres in te voeren? Meld u hier aan voor een account!



Merknamen en domeinnamen eigendom van Internet Ventures Ltd - website via licentie in beheer door Volo Media Ltd