Discussie met H.L. over het ontstaan van het zonnestelsel.

Aan H.L. 4
Na de e-mailwisseling zoals die in deel 3 is behandeld, zond ik H.L. een vervolg e-mail, waarin ik geprobeerd heb zijn bezwaren tegen mijn verhaal te weerleggen door de bestaande standpunten aan te vallen, onder de kop:
Nu de verdediging van mijn verhaal.G.:
Ik heb de tekst van H.L. ongewijzigd gelaten maar mijn verweer daartegen heb ik hier en daar aangepast. Toch is dit eerste deel eigenlijk een alternatieve herhaling van hetgeen ik in deel 3 te berde heb gebracht.
Geachte H.L.
Ik hoop dat U mij toestaat dit te doen, eerder heb ik nooit de andere verklaringen, voorzover mij bekend, in twijfel getrokken, ik zette mijn opvattingen er alleen als een voorstel naast, in de ijdele hoop, dat ooit iemand zou inzien dat één samenhangende verklaring beter zou kunnen zijn dan al die deelverklaringen.
Maar nu zal ik pogen twijfel te zaaien.
Ik neem telkens een paar regels van uw email en zet daar mijn verweer onder.
H.L - Meteorieten en ook planeten ontstaan uit oorspronkelijk uiterst fijn stof.
G.:
Met deze zin ben ik het eens. De vormen van meteorieten in de ruimte voorzover mij bekend, zien eruit als brokstukken. Oorspronkelijk dus fijn stof en 'via via' een stuk ijzer geworden zodanig dat de Eskimo's er al messen van konden maken toen wij hier nog met stenen bijlen rondliepen. Dat 'via-via' is het probleem.
H.L. -We weten al decennialang dat dat stof een ijsmantel (tje) heeft. (Spectroscopisch waargenomen)-
G.:
Die ijsmanteltjes rond de stofdeeltjes, dat lijkt mij, zijn zeker het geval in de buitengebieden waar de ijsplaneten en kometen zijn gevormd. Daar is de invloed van de omloopbaan amper aanwezig en kan de vrije beweging en de zwaartekracht zijn werk doen en bovendien goed koud, en daar kunnen ze plakken. (In mijn verhaal de C.N.O.-gebieden).
Ook in de concentraties die ik beschrijf in mijn verhaal zullen ze zijn voorgekomen maar ik betwijfel of zij een rol hebben gespeeld bij de verdere vorming van deze fracties tot manen en planeten.
Maar stel, we stampen de aarde tot stof en verspreiden dit als zeer fijn stof in een baan rond de zon. Ik stel voor een tulband met een doorsnede van 50 miljoen kilometer en zo groot als de baan rond de zon van de aarde. Dat moet ongeveer de ruimte zijn geweest die de aarde heeft schoongeveegd bij zijn ontstaan in het standaard scenario. We maken daar allemaal sneeuwvlokjes van (sneeuw, alle regen begint als sneeuw en wordt ook meestal gevormd vanuit een stofdeeltje) dan moet er een hoeveelheid water beschikbaar zijn, lijkt mij, die in de huidige oceanen niet te vinden is om niet te spreken van de ander planeten. Maar gezien de ijlheid is zo een ringwolk bijna een vacuüm. In deze toestand vervlucht het water, zou ik zeggen. Dus die watermanteltjes zijn zeker in de buurt van een jonge ster niet stabiel en of zij daar de tijd zouden krijgen om aan elkaar te plakken, ik geloof er niks van.
H.L. - Stof met ijsmantels plakt onder de omstandigheden die zich voordoen in de Proto planetaire schijven. Er zijn heel veel laboratoriumonderzoeken geweest die dat bevestigen.-
G.:
Ik neem aan dat de ruimte van die proeven zo goed als vacuum was en dat er geen zwaartekracht was. Ik heb wel een youtube filmpje gezien vanuit het ruimtestation waar men in een plastic zakje zwevende deeltjes liet klonteren, het leek op schiften van een emulsie. Maar deze omstandigheden lijken mij niet representatief voor ons probleem.
Voor het principe opzich zijn laboratoriumproeven niet noodzakelijk want het komt overal in de natuur voor, alleen dat plakken in een zo ijle ruimte moet ik nog zien.

H.L: - De overgang van ‘kiezel-formaat’ steentjes tot planeten komt doordat er in de proto-planetaire schijf instabiliteiten zijn waardoor het materiaal zich ophoopt op bepaalde plekken en daar snel kan aangroeien.-
Stel, in die tulband rond de zon bevinden zich toch overal grotere en kleinere sneeuwballen met allemaal de snelheid die ze in die baan rond de zon houdt. Hoe vinden die elkaar? Je leest in dit verband vaak 'de protoplaneet veegt zo een baan rond de zon schoon'. Maar waar haalt zo een object zijn versnelling vandaan om te vegen?
Hoe ik die instabiliteiten moet voorstellen weet ik ook niet, maar ik vrees dat deze gebaseerd zijn op computersimulaties. Wat computermodellen betreft, ik heb ook een aantal computerprogramma geschreven en wat ik daaruit geleerd heb, is dat je met het variëren van de invoer zo een programma altijd wel kan laten doen wat je wilt.
H.L. - Dat is berekend en twee jaar geleden ook waargenomen met de ALMA-telescoop. IJzermeteorieten zijn de restanten van grote meteorieten die aanvankelijk vloeibaar waren, (zoals ook alle manen en planeten). De zware elementen zakten naar het centrum (net zoals bij de aarde gebeurd is). Toen van die meteorieten door botsingen de buitenlagen werden afgeslagen bleef de ijzerkern over = ijzermeteoriet.-
G.: Die grote meteorieten zijn toch de tussenvormen op weg naar de protoplaneten, ze smolten al vóór dit stadium?
De klassieke verklaring voor het vloeibaar zijn van de manen en de planeten is, ik heb nooit anders gehoord of gelezen, het gevolg van de warmte die vrijkomt bij de inslagen van planeetsimalen, ik begrijp dat, dat, aan elkaar geplakte klonten zijn. Als dergelijke objecten op elkaar inslaan met een zodanige snelheid dat er veel energie bij vrijkomt dan blijft er niets anders over dan spatten. Dus hoe is het mogelijk dat er zo objecten van enige omvang kunnen worden gevormd waar de zwaartekracht groot genoeg van is om dergelijke versplintering weer terug in te vangen. In de planetoïdengordel komt het in ieder geval niet voor. Zelfs als dat een verzameling kometen zou zijn dan is dat onvoorstelbaar.

Wat is trouwens 'aanvankelijk' in dit stukje tekst? Aanvankelijk waren het aan toch elkaar geplakte ijsmassa's

Bij het naar het centrum zakken van de zware elementen wil ik ook nog enkele kanttekeningen zetten.
In de klassieke benadering wordt uitgegaan van een gelijkmatig mengsel, dus die zware elementen bevinden zich overal en moeten door het gewicht van de geïsoleerde deeltjes naar het centrum zakken. Kleine deeltjes vallen in een vloeistof toch al langzaam in vergelijk met grote delen. Als in een wereld die helemaal uit een totaal vermengd vloeibaar mengsel bestaat, zulke zware elementen, ieder voor zich, zouden gaan zakken komen ze van alle kanten.
Maar gaandeweg komt de zwaartekracht steeds minder overheersend vanuit het centrum, er bevindt zich steeds meer massa boven die neerdwarrelende deeltjes.
Bovendien als die gesmolten meteorieten in dit stadium om hun as zouden draaien dan gaat dat ook een rol spelen, een soort ‘Coriolisstromingen’. In het evenaarsvlak krijgen zware delen dan de neiging zich buitenwaarts te bewegen en de lichter zoeken dan het centrum op. Kortom die ijzerkernen kunnen zo niet zijn ontstaan.

H.L.: - U kunt hieruit het volgende leren: Als U ergens niet van gehoord hebt, betekent dat niet dat het onbekend of niet onderzocht is! Integendeel, de meeste stappen in de vorming van sterren, planeten, manen enz zijn grondig onderzocht (waarnemingen, laboratoriumtesten, berekeningen), omdat astronomen die raadsels willen oplossen-.
G.:
Juist en dat is het heikele punt, de stappen zijn onderzochten maar geen wandeling, er is geen verhaal dat de waarnemingen in een oorzaak-en-vervlog-verband plaatst. Als ik alle stukjes in de krant sinds 1998 die allerlei deeloplossingen beschreven van deze of gene sterrenkundige dan had ik een hele stapel, hetgeen niet een erg overtuigend verschijnsel is.
Met vriendelijke groet
Guido

© Copyright guido van geel

Ingezonden door

guido van geel

Geplaatst op

28-04-2020

Over dit verhaal

'Ieder voor zich en de dwaling voor ons allemaal', zei de deskundige en durfde niet uit zijn torenkamertje te kijken.

Tags

Guidovangeel Sterrenkunde