De hond die wou dat hij een kat was

Ik was een kadootje voor de zesde verjaardag van Doortje. Toen haar papa en mama mij kwamen halen had mijn moeder gezegd: 'Zoon, je zult een fijn huis krijgen om in te wonen. Er zal goed voor je gezorgd worden. Jij moet altijd een brave hond zijn.' Zo wist ik meteen wat ik was: een hond. Ik werd in een rieten mand gestopt en in een auto gezet. Vond ik niet leuk. Honden moeten lopen, toch?
Toen de auto stopte werd ik uit de mand gehaald, kreeg een grote strik om mijn nek en werd op het grindpad gezet.
'Doortje!', riep de mama, kom eens hier, we hebben een verrassing voor je.' Het meisje kwam aangerend en begin te gillen. Jasses, dát deed zeer aan mijn oren.
'Oh, een hondje, is dat voor mij?'
De papa en mama lachten.
'Ja, dat is voor je verjaardag. Je wilde toch graag een hondje?'
Ik werd opgepakt en geknuffeld. Ik voelde me blij toen ze zei dat ze mij zo mooi vond, en zo klein, en ze heel erg lief.
Voor haar verjaardag kreeg ze ook een halsband en lijn voor mij, en een zachte mand om in te slapen. Ik voelde mij ook gewoon jarig. Doortje noemde mij Sjuultje.

Ik had echt een fijn thuis gekregen. Toen ik nog klein was mocht ik wel op Doortjes schoot zitten en dan keken we samen naar de televisie. Dan kriebelde ze op mijn kop en aan mijn oren. Oh dat was zoooo fijn, maar meestal viel ik dan in slaap.
Een paar keer per dag kreeg ik de halsband om en werd ik uitgelaten. Zo leerde ik ook de andere honden uit de buurt kennen. Pff die waren allemaal al veel groter dan ik. We praatten wel eens met elkaar, die grote honden en ik, en wanneer ik dan vertelde dat ik "Sjuultje" heette, dan lachten zij hun grote tanden bloot. "Sjuultje", dat is toch geen hondennaam? Nero, Tarzan, Rocky, zo heetten de andere honden. Ja, dacht ik dan, dat zijn namen voor grote honden en ik ben nog maar klein. Toch was ik een beetje verdrietig. Ik had ook graag een grote-honden-naam gehad. Ik begon ook goed te groeien. Ik was al zo groot geworden dat Doortje mij niet meer op haar schoot wilde en op de bank liggen dát mocht ik niet. Doortje was nog twee keer jarig geweest toen ik nét onder de salontafel paste. Nu ze mij niet meer zo lekker kriebelde, gebruikte ik het randje aan de lage tafel, Hmmm lekker: heen en weer erlangs met mijn rug, het was bijna zo fijn als gekrabbeld worden. Doortje's mama was er niet blij mee. 'Overal haar,' mopperde ze vaak.

In de auto meerijden vond ik nu wel prettig. Dan zat ik naast Doortje op de achterbank en keek naar alles waar we langsreden. Vaak gingen we naar het bos, want ik moest toch ook kunnen rennen. Doortje's jonge benen konden erg goed rennen en oh, wat werden we moe. Wij vielen dan allebei op weg terug naar huis in de auto in slaap. Wanneer de papa mij alleen mee naar het bos nam werd er niet veel gerend. Dan maakte hij de lijn los en mocht ik even zelf net zo hard rennen als ik kon. Dan zag ik andere honden wél aan de lijn, en ik hoorde eens een boze mevrouw zeggen: 'Meneer, u moet uw hond aan de lijn houden. Loslopen is hier verboden.' En tja, dan kon ik weer naast de baas lopen. Soms gaf hij mij een stuk van een tak en die nam ik mee in mijn bek. Wij honden vinden dat leuk.

Op een avond lag ik in mijn mand in de hoek van de kamer en ik sliep maar half. Ik hoorde dat de papa en mama van Doortje spraken over katten. Ik spitste mijn oren. Katten, oh die ken ik wel. De buren hebben er ook een en hij en ik kennen elkaar. De kat van de buren heet Henk.
'Ze kan ze niet meenemen naar dat andere land. Ze wil ze ook bij elkaar laten blijven. Die twee zijn zusjes. Ik heb haar beloofd dat ik er met je over zou praten, of jij het ook goed vindt dat ze bij ons komen.'
'Hoe moet dat dan met Sjuultje. Zou dat goed gaan?'
'Vast wel, hij is ook vriendjes met Henk van hiernaast.' Ja, de mama had ons vaak genoeg gezien, elk op ons buik aan een kant van de schutting, zodat we naar elkaar konden kijken.
Die avond kon ik mijn mand niet vinden in de hoek van de kamer. Ik keek naar Doortje en weer naar mijn hoekje, dat lege hoekje.
'Jouw mand staat nu in de gang Sjuultje, morgen komen Mona en Lisa en die slapen dan hier in de kamer.'
Ik jankte zachtjes en hield een poot voor mijn snuit.
'Kom kom, grote hond. Je zult ze vast erg lief vinden en jullie kunnen samen spelen.'
De volgende ochtend werd ik met een schok wakker toen de krant op de mat viel. Het was nog donker buiten. Ik jankte weer zachtjes want ik voelde mij verdrietig.

Mona en Lisa. Ik bekeek ze eens goed. Ik dacht dat katten altijd op elkaar leken. Henk lijkt erg op een kat van een straat verderop. Nou deze twee leken niet eens op elkaar! Mona was wit maar had zwarte sokjes en een zwart puntje aan haar staart, Lisa was zwart maar had witte sokjes en een wit puntje aan haar staart. Mijn bek viel ervan open.
Ik stapte langzaam naar ze toe en mijn pluimstaartje kwispelde vriendelijk.
'Dag meisjes,' zei ik.
Een zwarte en een witte kop draaien zich om en ... ze begonnen alle twee naar mij te blazen, oren in de nek. Ik schrok me een hoedje en verstopte mij onder de salontafel.
Voor mij begon toen een erg moeilijke tijd.
Wanneer ik maar bij hen in de buurt kwam bliezen ze. Ze sloegen me op mij neus, beten in mijn poten en in mijn staart. Ze waren vreselijk onvriendelijk die twee. Leuk spelen? Niks ervan. Ik mocht niet van hun lekkere brokjes snoepen, ik mocht helemaal niets van die twee meiden. Ik sprak er met Henk over. Hij had ze al in onze tuin gezien en hij vond ze een paar verwende meiden. Henk vertelde dat ze ook naar hem bliezen, volgens hem hielden die twee niet van jongens.
Samen spelen dezen die twee poezen wel. Ze hadden dan ook een doos vol speeltjes, van die kattendingen waar wij honden niks mee kunnen. Speelgoedmuizen die piepten wanneer je er op ging staan, dingen aan elastiekjes die op en neer wipten wanneer je ze probeerde te pakken. Ik had alleen een oude tennisbal en een bot van rubber. Dan dacht ik wel eens: oh, was ik ook maar een kat, dan kon ik met Mona en Lisa spelen en ook met hun kattendingen.
Soms probeerde ik met Mona en Lisa te praten. Je woont tenslotte bij elkaar in een huis en ik woonde er al veel langer dan zij. Ze wilden niet eens goed met me praten, maar scholden me uit voor 'vies beest', en zeiden: 'Honden horen niet in een huis, die horen in een schuur.' Ik werd er stil en verdrietig van. De mama van Doortje begreep mij wel, denk ik, want ik kreeg nu af en toe een lekker stuk hondensnoep en dan aaide ze me en zei: 'Brave hond, braaf Sjuultje'. Doortje speelde alleen nog maar met Mona en Lisa. Het was nu altijd de mama die mij uitliet.
Ik was van Doortje en ze vond mij lief toen ik klein was en die twee kattenmeiden nog niet bij ons woonden. Ik wou dat ik een kat was, dacht ik dan weer, dan kon ik ook fijn spelen en dan zou mijn neus niet gekrabd worden, of mijn staart niet gebeten. Oh, ja, ik wou toch écht dat ik een kat was. Ik zou dan met die twee in dezelfde mand kunnen slapen en niet meer alleen in die gang waar het vaak koud was. Dan zou Doortje ook weer met mij spelen en mij op schoot nemen. Soms droomde ik dat ik een kat was, maar dan eentje die eruit zag als Henk van hiernaast. Fijne dromen waren dat, maar wanneer ik weer wakker werd van de krant op de mat, dan was ik weer niet blij.

Er was iets heel naars voor nodig om alles voor mij beter en gezelliger te maken. O-oh, wanneer ik eraan terugdenk dan gaan de haren in mijn nek weer omhoog staan. Ik werd op een nacht wakker van een geluid. Ik keek naar de mat, nee, geen krant, en door het raam boven de deur. Nee, het was echt nog nacht. Honden hebben goede oren, en dat was nu maar goed ook. Ik hoorde voetstappen over het grind. Ik hoorde twee stemmen fluisteren maar ik kon niet horen wat ze zeiden. Ze gingen langs het huis naar de tuin achter, waar het tegelplaatsje is en de deuren van de serre. Ik hoorde gemorrel aan de die deuren.
'We nemen zijn computer en zijn TV, kijk snel even of er nog wat te halen hier is. Ze hebben een mooie auto voor de deur, dus voor ons is er vast nog wel wat te stelen hier.'
Ik was meteen klaarwakker en begon te keffen. 'De deur naar de gang ging open en een grote man in donkere kleren stond daar. 'Hou je kop!', zei hij. Ik rende langs hem heen de kamer in. Mona en Lisa waren ook wakker maar bleven in hun mand liggen. Ik begon tegen de benen van de mannen te springen, ik probeerde ze te bijten. Ik kreeg een harde schop maar die voelde ik niet, zo erg boos was ik. Ik bleef springen en happen en een van de mannen stootte de mooie olielamp van het tafeltje, die lamp die nog van Doortje's oma was geweest en die nog vaak werd aangestoken en dan de kamer zo gezellig maakte. Overal lag olie en toen gebeurde het ... een van de mannen rookte een sigaret en die liet hij vallen. De olie begon meteen te branden, het vloerkleed ook. Opeens was de hele kamer vol rook. De mannen renden weg. Ze hadden niets kunnen stelen. Ik rende de trap op naar de slaapkamers, krabbelde aan de deur van de slaapkamer van Doortje's papa en mama, ik kefte zo hard als ik kon. Krabben en keffen.
Toen hoorde ik dat ze wakker geworden waren. Ik rende weer naar beneden. Mona en Lisa lagen slap in hun mand, mijn ogen en keel deden zeer van de dikke rook en van het keffen. Ik hoorde de papa en mama naar beneden komen. Ik liep naar de kattenmand en nam eerst Mona in haar nekvel in mijn bek en bracht haar naar buiten. Ik legde haar op het gras in de frisse lucht. Toen ging ik terug en bracht Lisa in mijn bek naar het grasveld. Ze lagen zo stil ... zouden ze dood zijn gegaan van de dikke rook? Ik stond daar en hijgde. Ik voelde me zo moe. Ik ging bij de poezen liggen, hun lijfjes tegen mijn buik. Voordat ik in slaap viel dacht ik heel even: het is maar goed dat ik een hond was, ik kon waarschuwen en beschermen.

Een heerlijk leven begon voor mij. De papa en mama waren erg blij met me. Een nieuw vloerkleed werd gekocht en al het roet van het brandje werd weggepoetst. Mona en Lisa waren nog helemaal gezond en wisten dat ik een échte hond was, eentje die kon redden. Van die dag af waren we dikke vriendjes en speelden samen. We praatten en knuffelden. Ik sliep soms met hen in hun mand, en ook lieten ze mij van hun lekkere brokjes snoepen. Ze noemden me 'broertje' en hebben me nooit meer uitgescholden of naar me geblazen. Dan dacht ik: ja eens wilde ik dat ik een kat was, maar wat ik kon, dat kan alleen een échte hond.

© Copyright Irene O.

Ingezonden door

Irene O.

Geplaatst op

11-12-2016

Over dit verhaal

Over een brave en moedige hond

Tags

Hond;kat