De toorn van de trol

Er zijn van die dagen dat je 's morgens al weet: ik ga lekker rondlummelen vandaag. Je rommelt wat in je huishouden, loopt de tuin eens in. Je hebt geen zin in schrijven (lees: geen inspiratie) en je kookt eens echt, iets wat niet door de magnetron verhit hoeft te worden. Je sukkelt de avond in en vindt bankhangen voor de TV een prima idee om de komende uren door te brengen. Je zapt, veel sprekende hoofden, dan Bones. Oh gezellig. Verrot vlees dat van een armbot afvalt, oké. Er wordt een hoofd gekookt, ook prima. Nog een stukje Late Night Show waar die slungelige jongeman nog steeds zo onduidelijk spreekt dat ik weer minder dan de helft ervan versta. Je hebt ondertussen al een paar keer gegaapt. De TV gaat uit, je neemt nog een laatste sigaret. Nog wijn in die fles? Ach denk je... en waarom niet? Het is lekkere rode, uit Chili.

Je kat ligt in het midden van je bed, diep in slaap. Je schuift hem een stukje op en duikt in bed, lekker onder je dekbedje. Op je zijkant en de donkere warmte van de slaap omvat je.

Iets scherps krast over mijn wang. Nauwelijks half wakker, ogen dicht, voel ik naast me, nee de kat slaapt. Het stinkt in mijn kamer, heeft-ie een scheet gelaten? Hij kan er wat van hoor. Ik lig op mijn rug.
Weer krast er iets over mijn wang en naast mijn bed hoor ik een rochelende ademhaling. Ik doe een oog open, en ook meteen weer dicht. The Lord of the Rings -- Gollum, schiet het door mijn hoofd, alleen die was klein en deze is kolossaal.

Ik doe weer een oog open. Ik heb een nachtmerrie, zeg ik in mijn hoofd tegen mezelf. Dit is een fantoom, ik kan door hem heenkijken, zie, de handvatten van mijn IKEA kast.
Wat een vreselijk gedrocht, gele ronde ogen en een muil met zwarte tanden. Oh gatver wat een stank komt daaruit. Ik draai mijn gezicht weg, maar meteen pakt een klauw mijn hoofd, zijn lange gore nagels in mijn haar. Ik zie open zweren op zijn borst en armen.
-Sodemieter op, vuillak, zeg ik
Een hatelijke rochelende lach.
-Ik kan niet weg, ik woon in je hoofd.
-Niet waar, mompel ik met droge lippen. Ik zag jou nooit, ik ken je niet. Er woont geen trol in mijn hoofd.
De grote kop komt dichterbij, god, wat een stank, ik voel me behoorlijk misselijk worden.
De stankmoleculen hechten zich aan mijn gezicht als een vette waas.
-Nee hè, daar wonen apen, katten, bomen en vogels, lantaarnpalen en een kapstok, daar woont, godbetert, een griepvirus. IK WOON DAAR OOK, MAAR MEVROUW DE SCHRIJ[b}FSTER ZAG ME NOOIT. Het venijn in zijn stem bezorgt me koude rillingen. Dit gedrocht is jaloers, denk ik opeens.
Bij de F vlogen dikke groen-glazige slierten speeksel uit zijn mond. Ik voel ze in mijn haar, op mijn wang en mijn kin. Een golf van misselijkheid slaat door me heen.
Hij legt zijn andere klauw op mijn maag en knijpt.
-NU BEN IK AAN DE BEURT, HOOR JE MIJ?
-Ja, fluister ik door mijn toegeknepen keel, ik hoor je. Morgen .. morgen ben jij aan de beurt.
Fffftttt - hij is verdwenen.

Ik spring uit mijn bed, ren naar de badkamer en omarm de WC-pot. Ik kots. Rood als bloed. Ik had dat laatste glas wijn niet moeten nemen ...

© Copyright Irene O.

Ingezonden door

Irene O.

Geplaatst op

03-05-2016

Over dit verhaal

Woont zoiets in elk van ons??

Tags

Nachtmerrie Trol