Neessie

Neessie

Hij was er niet, die ochtend.
Dat zag ik meteen, toen ik binnenkwam.
Het klaslokaal was mooi versierd met slingers van lamp naar lamp en ballonnen aan de gordijnen. Om mijn stoelleuning in het midden achter mijn bureau was een fraaie guirlande met plakband vastgezet.
Glunderende kinderkoppies van zo'n twaalf tot veertien jaar loerden naar me met een blik van we-maken-er-een-mooie-dag-van.
Maar hij was er niet, Neessie.
In het echt heette hij Tonnie, Tonnie Barends, maar iedereen noemde hem Neessie naar de toenmalige voetbalheld Johan Neeskens.
Tonnie was een klein kereltje van 12 jaar oud, te klein voor zijn leeftijd en met een te dikke witte haardos, die altijd brutaal alle kanten uitwees. Maar met zijn bloedsnelle dribbelbeentjes zette hij elke tegenstander op het verkeerde been.
Hij had heel lichtblauwe oogjes, waarin geen enkele boosheid schuilde en
die voortdurend keken alsof ze onwetend waren van alle genieperijen
waarmee hij dagelijks werd geconfronteerd door zijn grote broers en zijn dronken vader vol agressie.
Zijn moeder, een grote grof gebouwde vrouw, die precies dezelfde kleur haar had als Tonnie, had hem als nakomertje op late leeftijd op de wereld gebracht. Maar in al haar grote grofheid en schonkigheid ging een lief en teder mensje schuil dat voor Tonnie een toevlucht was, als hij vol onbegrip een veilig schuilplaatsje nodig had. Zij was altijd zijn redding na de pesterijen van de grote broers.
Op school werd hij nooit gepest, daar werd met respect tegen hem opgekeken, maar ook daar was hij zich niet van bewust. Hij werd er eerder verlegen van.
Tonnie hield niet van school, maar hij hield wel van mij, zijn meester.
Elke dag dat hij er was, wat lang niet altijd het geval was, stemde mij gelukkig, omdat ik wist dat hij dan zelf naar school wilde.
Niet zozeer om de lessen, maar meer om zijn meester weer eens te zien. En daar ben ik hem nog steeds dankbaar voor. Een klein en stil joch, die met zijn lichtblauwe ogen je kon duidelijk maken, dat hij van je hield.
De afgelopen dagen waren de kinderen druk in de weer geweest met de voorbereidingen van mijn verjaardag en Tonnie had daarvan geen dag gemist. Dat was heel bijzonder, want gemiddeld was hij slechts twee of drie dagen per week op school. Meestal om een uur of tien kwam zijn moeder per fiets aangereden en riep dan door het raam:" Is Tonnie d'r?"
En als ik dan nee schudde voor het venster riep ze:" Is-ie weer aan het peujen!"
Dan knikte ik en ging zij weer verder. Soms zocht ze hem op en dan verscheen hij wel eens een enkele maal later in de klas, maar meestal was dat vergeefse moeite. We wisten precies waar hij uithing als hij aan het spijbelen was, of peujen zoals ze dat hier noemden.
Maar goed, hij had de afgelopen week geen dag gemist en had vol overgave meegedaan aan de repetities van toneelstukjes en sketches, maar nu was hij er niet.
"U krijgt iets moois van me," had hij meerdere keren glunderend gezegd.
Nadat de kinderen gezongen hadden en mij hun cadeautjes hadden overhandigd en er getrakteerd was, vroeg ik de klas:" Weet iemand waar Tonnie is?"
"Peujen," riep er een," waar anders."
"Nee," zei ik," vandaag niet. Er is vast wat anders aan de hand. Ik ben er niet gerust op. Als jullie nu limonade en chips uitdelen, dan rij ik even snel heen en weer naar zijn huis." De leerkracht van het aangrenzende lokaal zou wel een oogje in het zeil houden.
Bij zijn huis aangekomen in de Tweede Berkheijdestraat, twee hoog, verscheen op mijn belsignaal moeder uit het raam, steunend met de zware armen op de vensterbank.
"O," zei ze," ik zien het al. Tonnie is-t-er niet. Had ik wel gedacht, die rotjongens ook."
"Wat is er dan gebeurd?" vroeg ik.
"Ach," klonk het geërgerd," heb-ie gisteren een zakkammetje gekocht met een hoessie d'r om voor uw verjaardag, nog gefeliciteerd trouwens, staat-ie daar vanochtend voor de spiegel zijn haar mee te kammen. Met kommen z'n broers de kamer binnen en zien hem bezig voor de spiegel. Ja, anders kamt-ie nooit, maar nou wel. Voor de meester zei hij nog. Nou z'n broers lachen natuurlijk. De ene wrijft zijn haar door de war en de ander pakt het kammetje af en breekt het zo in tweeën. Nou je begrijpt, de kleine huilen en krijsen en de andere twee maar lachen. Afijn Tonnie peert em op de fiets en ik denk nog, die is niet naar school. Ik had zo meteen wel bij je langsgekommen, maar je bent met voor."
"Weet U waar hij naar toe is?" vroeg ik.
"Wat dacht je, naar de snackbar natuurlijk naast de bioscoop. Daar
helpt-ie altijd met friet bakken."
"Mooi," riep ik," bedankt!" en zwaaide gedag.
De snackbar was vlakbij, slechts twee straten verderop.
Op het moment, dat ik de deur open zwaaide van het naar frituur ruikende zaakje, zag ik nog juist een warrige blonde kuif onder de toonbank verdwijnen.
Er was op dat ogenblik niemand anders aanwezig.
"Tonnie," zei ik," kom maar tevoorschijn, ik heb je gezien."
Langzaam verrees zijn koppie boven de toonbank uit en hij keek me aan met rood behuilde ogen, hulpeloos en vol overgave.
"Ga je mee, Tonnie, want zonder jou ben ik niet echt jarig."
Hij kwam naar me toe en de tranen liepen weer uit zijn blauwe kijkertjes.
"Ik heb alles gehoord van je moeder, zeg maar niks."
Ik sloeg mijn arm om hem heen en samen liepen we naar de auto.
Op de hoek stopten we bij de drogist en daar kocht ik twee kammetjes met twee hoesjes. Een voor hem en een voor mij.
Drie minuten later stapten we het klaslokaal binnen.
"Tonnie had zich verslapen," zei ik tegen de klas.
"Stomme eikel," riep er een.
"Hou je smoel," dreigde Tonnie en meteen keek hij om naar mij.
Ik knipoogde en hij glimlachte. Zijn en mijn dag kon niet meer stuk.

© Copyright iakon

Ingezonden door

iakon

Geplaatst op

25-01-2016

Over dit verhaal

verjaardag zonder Tonnie>

Tags

Leerling Leraar School