Hongaarse Honden 2

Hongaarse honden 2

Op een van onze zwerftochten door zuidoost Hongarije kwamen we over de taalgrens van Hongarije en Roemenië, in het berggebied van Transsylvanië.
Omhangen met vele strengen knoflook en een crucifix in de hand voelden we ons veilig voor de dracula's en andere bloedzuigers, die Roemenië rijk is.
De bevolking in dit gebied is volledig anders dan aan de Hongaarse kant van de grens. Het absolute tegenovergestelde, mag je wel zeggen, tenminste voor zover het de Roemenen betreft.
De grote groep daar wonende Hongaren zijn nog typisch de Hongaren van vroeger, straatarm, verdrukt, verschopt en gediscrimineerd. maar hemelslief.
Ze maken geen schijn van kans bij de Roemenen, die zich buitengewoon hooghartig gedragen en de Hongaren uitsluiten van werkelijk alles.
Van scholen, van huizen, van sociale voorzieningen, van maatschappelijke deelname en zelfs van medische zorg. Zo zal een Roemeense arts nooit een Hongaar behandelen. Hongaren zijn minderwaardig en de Roemenen staan daar huizenhoog boven. Een werkelijk superieur ras!!
Voor de meest vertrapte groep in Roemenië komen de zigeuners in aanmerking, nog veel eerder dan de Hongaren. Een zigeuner mag je uitschelden en mishandelen zonder daarvoor gestraft te worden. Regelmatig worden hun schamele woninkjes platgebrand en hun dochters verkracht. En dat alles zo dicht bij huis. We lazen altijd over de apartheid in Afrika en over de discriminatie in andere landen, ver weg op onze planeet, maar van Roemenië hoor je zelden iets naars, behalve dat tienduizenden kinderen er in ondergrondse riolen moeten leven omdat er niet naar hen wordt omgekeken.
Laat ik U vertellen, dat ze in Afrika nog een lesje kunnen leren van discriminatie- en intimidatietechnieken van de Roemenen.
Aan een Roemeense politieman vroegen wij, waar de dichtstbijzijnde camping was, waarop hij ons verwees naar een 'buitengewoon luxe' camping. We konden wel meteen bij hem het staangeld afrekenen, maar daar zagen wij liever van af.
We volgden de route, die hij ons gewezen had en arriveerden op een stukje grond, achter een vervallen boerderijtje. Er was een pomp en verder niets, geen toiletten, geen kantine en geen kampwinkeltje en vooral geen tenten en caravans. Er was wel een klein haveloos houten keetje, iets groter dan ons hondenhok, wat dienst deed als trekkershut, waar een Pools echtpaar zijn intrek in had genomen en op weg was naar de Zwarte Zee.
De eigenaar was een Roemeen, klein van stuk en met een baard van vijf dagen.
Geknepen donkere sluwe oogjes keken venijnig onder zijn zwarte sluike haar vandaan.
Op onze vraag, waar hier de toiletten zich bevonden, gebaarde hij in de richting van een bosje aan een sloot op een meter of tien afstand.
Alsof het een ingestudeerde demonstratie betrof zagen we naast het bosje een oude vrouw staan, die naar later bleek, zijn moeder was. Ze stond daar met gespreide benen onder haar lange rokken. Met twee handen trok zij haar rok zover mogelijk naar voren en naar achteren. Zo stond zij daar een tijdje stil.
"Ze staat te plassen!" siste mijn vrouw.
"Ik ben benieuwd of we ook nog een schijtdemonstratie krijgen," zei ik.
Omdat het toch al vrij laat in de middag was, besloten we hier wel te overnachten en vroeg in de morgen weer verder te gaan.
We spraken af dat we steeds onze handen zouden wassen, als we iets aangeraakt hadden.
"Wat zijn hier toch veel honden," zei mijn vrouw, toen we op twee stoeltjes voor de caravan hadden plaatsgenomen. Inderdaad liepen er en stuk of zes rond. Schooierig en schurftig probeerden ze elkaar een toegeworpen stuk brood uit de bek te bijten. Stuk voor stuk wandelende vlooienpaleizen. Zwerfhonden waren het, brutaal en angstig tegelijk.
Er was er een bij, waarvan de zwarte vacht glansde als fluweel. Als de zon er op scheen, lag er een donkerblauwe glans op zijn haren.
Een Labradorachtig dier met een prachtige kop, waarin lichtbruine ogen
angstig keken naar wat de andere honden lieten vallen. Hij mengde zich niet in de strijd. Als je bewoog, vluchtte hij direct weg om onmiddellijk weer terug te komen, door de honger gedreven.
Rondom de nek was zijn vacht verdwenen en was als een halsband zijn bloederig vel zichtbaar. Later zou blijken dat zijn baasje een touw om die hals had geknoopt met daaraan een zware steen. Toen had hij hem in het meertje gekieperd met de bedoeling het dier te verdrinken. Onder water was het de hond gelukt zich van zijn strop te bevrijden. Plaatselijke bewoners hadden hem uit het water zien kruipen.
Naarmate we langer naar het beest keken, gingen we hem steeds mooier vinden. Hij had iets wat ons beiden boeide. Telkens als we de kans kregen, wierpen we hem wat voedsel toe, dat hij snel weggriste en zich terugtrok.
Daardoor durfde hij steeds dichterbij te komen.
Ook de volgende morgen, nadat we in de sloot geplast hadden, toen we aanstalten maakten om te vertrekken, was hij er weer en keek met zulke lieve ogen naar ons, dat we besloten weer even op de stoelen plaats te nemen en hem wat voedsel aan te bieden. Tenslotte durfde hij zelfs de stukken brood uit onze hand te eten.
Mijn vrouw smolt van liefde en medelijden en misplaatste moedergevoelens.
Inmiddels had ze hem al een naam Hongaarse naam gegeven, Janos.
Een veel voorkomende naam in dit land, in het Hollands gewoon Jan,
zoals wij hebben Jan Boezeroen, Jan Salie, Jan met de Pet, Jan Pronk, Jan Mulder, Jantje Beton en Jan met de korte achternaam. Intussen was het zo laat geworden, dat we besloten nog maar een nacht te blijven.
De volgende morgen, na het wassen en plassen, waren ze er weer, de honden. Het aardige was, dat Janos direct naar onze caravan toekwam en op enkele meters afstand ging liggen. Toen we een stuk brood naar hem toegooiden kwam een van de andere honden hem dat hapje betwisten. Janos schrok daar zo van, dat hij op ons afstoof en zich tegen mijn vrouw aan nestelde.
Ondertussen hadden wij van het plaatselijke voedsel stevig een diarree opgelopen, zodat we bij de geringste aandrang naar het bosje vluchtten.
Ondanks het grote mestaanbos ging het bosje niet dood.
Toen Janos zijn kop onder de hand van mijn vrouw schoof, braken bij haar de vliezen en was ons nieuwe hond geboren.
"Die gaat mee naar huis," zei ze.
Binnen een kwartier kon ze hem omhelzen en binnen een uur had ze alle teken uit zijn vacht verwijderd. Op zijn gehavende hals smeerde ze Wund- und Heilsalbe, een prima Duits zalfje. Janos genoot zichtbaar en met geknor en met lange likken liet hij zich alles welgevallen. Laten we de voortent toch maar opzetten," zei mijn vrouw," dan blijven we nog een nachtje en kan Janos in de voortent slapen."
Zo gebeurde het ook, want intussen was Janos' wil wet geworden.
Die nacht sliep hij heel braaf in de voortent en wekte ons door aan de deur van te caravan te krabben toen het licht was geworden.
Ik deed hem open en in een flits was hij op het bed gesprongen, waar hij uitgelaten en dwaas mijn vrouw begroef onder zijn aanhankelijkheden.
"We moeten hem echt mee naar huis nemen," smeekte mijn vrouw.
"Lieve schat," zei ik," dat lukt je nooit. Honden moeten hier een penning dragen, want anders gaan ze naar de veevoerfabriek."
U kunt het geloven of niet, maar toen wij aan het einde van de morgen thuiskwamen van wat inkopen doen, vertelde de Romano ons, dat de honden waren gevangen en afgevoerd.
"Waar worden ze heen gebracht?" wilde mijn vrouw ogenblikkelijk weten,
"dan gaan we hem terughalen."
"Ze komen vanzelf weer terug," grijnsde de Romano met zijn schaars getande mond," in blikjes."
Totaal verslagen liepen we terug naar de caravan. Arme lieve Janos en mijn vrouw parelde Hollandse tranen.
"Misschien ontsnapt hij weer," probeerde ik haar op te beuren, terwijl ik zelf redelijk was opgelucht, dat ik nu dus geen gedonder aan de vele grenzen kon krijgen om een niet-geregistreerde hond.
"Reken daar maar niet op," zei ze.
Maar wie, o wie zal onze verbazing kunnen beschrijven, toen vroeg in de middag, tijdens het afbreken van de voortent ineens Janos op ons af kwam rennen. Ongelovig staarden we naar het beest.
Ook de oude verkreukelde campingoma had hem gezien. Ze had een penning bij zich van een van haar vorige honden. "Doe deze maar aan een halsband," zei ze," ze kijken toch niet wat er op staat."
Het Poolse echtpaar uit de trekkershut was inmiddels vertrokken en had plaats gemaakt voor een Hongaars echtpaar met een kind van ongeveer tien jaar. En grote dierenvriend, dat kind, want de hele dag was hij niet bij ons vandaan te slaan. Ook de ouders konden niet genoeg krijgen van het waargebeurde verhaal van Janos. De wonden aan zijn hals begonnen aardig te herstellen.
"Waarom nemen jullie hem niet mee?" zei ik tegen hen.
"Wat mij betreft graag," zei de man," maar ik dacht dat jullie hem zouden meenemen."
"Nee," zei ik, "ik krijg hem de grens niet over."
Enfin, om een lang verhaal kort te maken, zij namen de hond en wij de benen, nadat we nog een foto van Janos hadden gemaakt.
Toch nog vier dagen gebleven in dat vieze dorp op die stinkende camping.
Toch nog vier dagen achter het bosje gekakt en in de sloot geplast en onder de pomp gewassen.
Maar we kunnen niet zeggen, dat er geen hond naar ons om gekeken heeft.

© Copyright iakon

Ingezonden door

iakon

Geplaatst op

24-01-2016

Over dit verhaal

dierenleed en dierenvreugd

Tags

Campingenhonden Vakantie