Mijn naam is Ettie

Niemand anders in Nederland heet zoals ik: Ettie. Dat geloof ik tenminste. Wel, het is een makkelijke naam voor Nederlanders, want in mijn paspoorten staat Nurettin. Vaak hebben namen uit het midden oosten een betekenis; de mijne komt uit het Arabisch en het betekent Licht van de Islam.
Hé, luister eens even, wanneer je mij nu een Arabier gaat noemen dan kan je een klap op je bakkes krijgen. Ik ben Turk, parttime dan. Ik woon in Rotterdam en daar zit echt een hele zwerm Turken. Hier heb ik het voordeel dat ik er niet uitzie als een Turk, ik heb namelijk blond haar en blauwe ogen. Nog van de Kruisvaarders, zegt mijn vader. Kruisvaarders? Waren dat geen Christenen? Oef, heb ik daar dan nog een beetje bloed van? En nee, ik heb het hem maar niet gevraagd... Wanneer we op vakantie zijn naar het geboorteland van mijn opa, ja, dan ben ik daar gewoon toerist en zo word ik er ook behandeld. Ik spreek de taal heel erg goed en je moet die koppen zien wanneer ze me denken af te zetten en ik ze twee oren vol geef.

Grootvader Ahmet kwam in Nederland in de jaren 60 - ja man, van de vorige eeuw dus.
Hij had werk gevonden bij de Spoorwegen en woonde een tijd, met nog een paar landgenoten, in een treinwagon. Daar stonden bedden in en tafels en stoelen, en ze hadden er ook een douche. Opa spaarde zoveel hij kon. Hij vertelde eens dat hij voornamelijk rijst met bruine bonen en uien heeft gegeten. Het zal er in die wagon af en toe niet erg lekker geroken hebben, denk ik ...

Opa kwam uit het kleine dorp Karaköy, maar hij kon wel lezen en schrijven. Mijn oma en haar zoontje, mijn vader dus, bleven in het dorp tot opa schreef: kom maar, ik heb geld meegestuurd met de zoon van het dorpshoofd die op vakantie naar het dorp komt. Neem alleen kleren mee, ik heb hier alles wat jullie nodig hebben.
Mijn vader vertelt graag over die reis naar Nederland. Eerst van Karaköy naar het stadje met het paard en wagen van de molenaar, van daar met de bus naar Ankara, en van daar met de bus naar Istanboel. Ze waren in totaal drie dagen onderweg en mijn pa was alle dagen zo ziek als een hond en toen waren ze Turkije nog niet eens uit.
Twee dagen in Istanboel moeten wachten op zit/slaapplaatsen in de Tauern Express en eindelijk kon de reis naar eindstation Rotterdam dus beginnen. Oma moest de zak met grote watermeloenen op het station achterlaten. Er was al zo veel bagage in de trein dat die zak er beslist niet meer bij kon; ze hield er eentje, en de broodjes, de hardgekookte eieren, wat vijgen, olijven en witte kaas en de grote fles water.

Terwijl in Karaköy hét transportmiddel de ezel was, of de muilezel, en maar twee mannen een paard bezaten - ja, die molenaar dus en Mustafa, die de producten van het dorp naar het stadje bracht, was het voor mijn vader een wonderlijke wereld die hij zag. Hoe oud hij toen was? Wel, een jaar of 8 denk ik. De trein was een groot wonder, hij moest beslist wennen aan de snelheid ervan; de bussen hadden zo maar wat aangedrenteld, om de haverklap stoppen om mensen uit- of in te laten stappen; ja, inderdaad, op de wegen in het oosten kon alleen langzaam en voorzichtig gereden worden. Nu dus een gladde rails, een stoomlocomotief voor de trein, kedenk-kedenk, de vreemde wereld vloog aan hem voorbij. Üzünköprü - paspoort controle, een mini-stukje Griekenland, toen Bulgarije. Mijn vader zat als gekleefd aan het smerige treinraam. Alles wilde hij zien. Bulgarije, grote grijze gebouwen met lange rode banieren eraan, met daarop letters die hij niet lezen kon. Communistische propaganda, zei de meereizende dame met blond haar.

Op het hoofdstation van Sofia net even de tijd om de waterfles bij te vullen en op weg naar Joegoslavië. De stoomtrein zwoegde door de bergen, door tunnels. Vader stond meestal op de bank, met zijn hoofd uit het raampje. Ja, het was heet in die trein. Tunnel!!! riep hij dan en draaide als een bezetene het raampje omhoog. Iedereen in die kleine 6-persoons coupé was blij met mijn vader, het rook er al niet meer zo fris binnen een dag en de smoor van de stoomloc in een tunnel door een open raampje, was beslist niet welkom. Echter na een dag in de trein zei de blonde dame: we zien allemaal zo zwart als Turken. Pa dacht, waar komt díé vandaan?? Wij Turken zijn niet zwart en we zijn schoon. We waren wel blij dat ze onze taal kon spreken al klonk het vaak een beetje, uh, kinderlijk. Vanaf dat ogenblik begon mijn vaders leermoment. Hij ging naast die blonde zitten en hield niet op met vragen.

Pa had eerst echt aan die vrouw moeten wennen. Ze had gouden haren, groene ogen en ze droeg geen hoofddoek, wel en jurk die nogal veel van haar benen liet zien. Pa had nog nooit een westerse vrouw gezien en hij vond haar een beetje eng. Haar ogen waren wel erg vriendelijk en ze gaf hem af en toe een pepermuntje of een stukje chocolade. Ik kom uit Nederland, zei ze. Gaan jullie daar ook naar toe? Evet, wij gaan er ook heen. Evet betekent 'ja', zei ze en tja, toen begon het dus.

Voordat ze in München aankwamen kende papa de namen van alle lichaamsdelen, al duurde het nog een paar jaar voordat hij wist dat er aan ogen ook wimpers zitten. Hij kon tellen van een tot tien, kon goedemorgen mevrouw, meneer, juffrouw zeggen, alstublieft en dank u wel. Ze had het allemaal voor hem opgeschreven, die dame met de groene ogen en een opschrijfboekje. Pa herinnerde zich haar Nederlandse naam niet meer, maar wel de naam die ze in Turkije voor haar gebruiken: Filiz. Later wist ik: mijn naam betekent Licht van de Islam, haar naam betekende Jonge Loot aan de stam van de Islam. Zelf maakte ze een grapje over haar naam: ik word Filiz genoemd, net als dat merk van die Turkse thee. Ik vind het heel mooi dat pa zich haar nog zo goed herinnert. Ik denk dat het komt door wat ze zei, voordat ze in Breda op een andere trein moest overstappen: denk eraan Ali, in Nederland is kennis mácht. Hij is dat altijd als een wijze les blijven zien en ook aan zijn moeder en aan mij doorgegeven. Ze hebben elkaar nooit meer gezien, maar haar woorden liepen als een rode draad door ons leven.

Mijn grootvader heet dus Ahmet. Oh, je wilt weten hoe mijn grootmoeder heet? Mehtap. Dat betekent maneschijn. Mijn pa hebben ze Ali genoemd .Ik weet nu dat er een Nederlandse meisjesnaam is die ook zo klinkt, maar daar zat hij niet mee.
Het huis was een etage 2 hoog. Twee slaapkamers, een woonkamer, een keuken en een badkamer met een ... toilet. Een vreemd wit ding, zo'n beetje als een stoel, met een touw ernaast. Thuis in het dorp hadden ze een toilet in de tuin, een klein huisje een eindje van het huis vandaan, met planken op de bodem en in het midden een brede spleet. Iedereen in het dorp had zo'n huisje. Pa had geen idee hoe hij op dat ding moest klimmen, maar opa heeft het hem maar één keer voor hoeven doen. Hij schaamde er zich nog lang over ... hoe hij in de trein zo'n vieze bende had zitten maken.

Mijn vader moest naar school: goedemorgen juffrouw, ik heet Ali, zei hij tegen de schooljuf, die hem meteen een heleboel zei dat hij niet begreep. Goedemorgen, ik heet Ali, zei hij nog maar eens. Laten we een lang verhaal kort maken: het duurde even, maar toen kon pa net zo goed Nederlands praten als de buurjongens, en net zo Rotterdams ook.
Zijn moeder had er wat meer moeite mee om de taal te leren, maar ze deed erg haar best wamt had Filiz niet gezegd: kennis is macht in Nederland? Pa hielp natuurlijk. Thuis sprak hij vaak Nederlands met haar en alleen wanneer ze er echt helemaal niets van begreep, dan zei hij een paar Turkse woorden. Dan zei zij: ik begrijp je, Ali, mijn zoon, en dan was hij best trots op haar. Zijn moeder had in het dorp nooit leren lezen en schrijven, maar rekenen kon ze als de beste.

Pa leerde goed en snel, al zat hij in klassen met kinderen die een jaar of twee jonger waren dan hij. Pa was 15 toen hij de lagere school had afgemaakt. Ze waren al die jaren niet meer in Karaköy teruggeweest en in de zomervakantie, voor pa naar de MULO zou gaan, stapten ze op de trein. Istanboel leek groter dan hij zich herinnerde, de busreis was even lang, saai en vermoeiend zoals hij zich nog heel goed herinnerde, en Karaköy was nog steeds dat petieterige dorpje in een vallei. Saaaai! De familie die ze er hadden moest alles weten en een paar dagen lang gingen ze her en der op visite; pa verveelde zich stierlijk. Neven en nichten waren er genoeg, maar met de meisjes viel niets te beleven, die zaten meestal binnen of werkten op de kleine akkers; de jongens waren wel oké, maar ze moesten net zo goed aan pa wennen als hij aan hen. In Rotterdam waren er meisjes in zijn klassen, hier kon je er nauwelijks mee praten. Wij hadden thuis een TV, hier was er maar één radio, in het huis van het dorpshoofd. Maar één telefoon ook. Neven Hakan en Erol waren na een paar dagen leuk om wat mee te ondernemen; ze gingen konijnen schieten in de bergen, of vissen. Nou ja, vissen? Hakan schoot een geweerpatroon af in het riviertje en de visjes kwamen dood boven drijven. Ze bleven 3 weken, het leek drie keer zo lang.

In de trein terug barstte de bom, gelukkig niet letterlijk. Oma vertelde dat een tante bij haar was gekomen om eens te praten over haar dochter Havva. Een tante van hem met een dochter? Had hij die gezien dan? Ze wordt binnenkort ook 15 en ze stelde voor dat jij en zij ... Mijn vader werd echt heel erg Rotterdams heel erg boos.
Pa, wist u daarvan? Opa haalde zijn schouders op: dat is een zaak voor moeders Ali. Voordat de trein Zagreb aandeed had pa beiden luid (erg luid) en duidelijk gemaakt dat hij er niet aan dacht om een dorpse nicht te trouwen. We zijn niet in Turkije, ja?!
Hij was vastbesloten zijn eigen keuze te maken, over een jaar of tig. Léren moest hij, leren en dan werken. Filiz had hem dat verteld.

De 4 jaar op de MULO vlogen voorbij. Hij had een natuurlijke gave tot het leren van vreemde talen, was ook nog eens niet slecht in wiskunde. Intussen hadden ze alle drie de Nederlandse nationaliteit gekregen. Pa was er behoorlijk trots op. Al waren ze gelovige mensen, de moskee bezochten ze alleen op de twee belangrijkste feestdagen: het Suikerfeest na de Vasten - waaraan pa niet meedeed - en met het Offerfeest. Opa ging heel af en toe eens op een vrijdag en ik denk dat mijn oma gewoon thuis haar gebeden zei. Religie stond niet op een erg hoge plaats in ons huis, al kwam er beslist geen varkensvlees op tafel. Dat pa wel eens een ham-kaas tosti at ... lekker hoor, ik hou er ook wel van, en van een Big Mac ... met bacon.

Na de MULO ging pa naar de HAVO, toen naar de HBS. Daarna de universiteit. Hij zal rond de 25 jaar oud zijn geweest toen hij klaar was voor een job. Diverse keren werd er, uit de Turkse gemeenschap, geprobeerd een jonge dame aan pa te koppelen, maar hij hield voet bij stuk. Hijzelf zou een vrouw uitkiezen. Oma had het zo langzamerhand ook opgegeven en het scheelde een hoop herrie in huis. Ja, pa woonde nog steeds thuis, nog steeds een stukje Turkse cultuur dus.

Ik heb natuurlijk wel gehoord dat pa af en toe een vriendin had. Oma wist er zich geen raad mee. Ze kwamen op de thee, de studiegenoten van pa, er werd vriendelijk gepraat en soms bleef er eens eentje eten. Dat het nooit wat werd komt door oma, zegt ze zelf. Na ieder bezoek trok ze zichzelf terug en bad, soms wel een uur lang. Ik weet ondertussen van Joodse mama's maar die Turkse zijn net zo, of erger.

Pa kwam te werken bij een accountantsfirma en hij voelde zich er als een vis in het water. Hij was goed in wat hij deed, had een eigen kantoor, kocht een auto en later een huis. Hij was tegen de dertig toen mijn moeder in zijn leven stapte. Letterlijk. Ze kwam die dag zijn kantoor binnen; dikke bos donkere krullen, een stralende witte lach.
Ik kom me even voorstellen, ik heet Arzu. Mijn vader slikte ... een Turkse die de naam De Begeerde droeg. Op dat moment wist hij dat hij haar begeerde.

Twee jaar later werd ik geboren en mijn helemaal niet zo religieuze ouders noemden me Nurettin. Dat bleef mijn naam tot ik naar de kleuterschool ging. Wat moeten Rotterdamse kleuters met zo'n lastige naam? Nou, gewoon, ze veranderen hem. Eerst werd ik Nur, tot ik hardhandig protesteerde. Nur is een meisjesnaam! Ik ben hier dan wel geboren, maar er zit nog een heleboel Turk in me hoor. Het werd dus Ettie en zo word ik vandaag de dag nog genoemd, zelfs door mijn opa en oma.

Ik vond het verhaal van mijn familie de moeite waard om voor jou op te schrijven. Denk je soms dat ik niet weet hoe er over ons, Turkse Nederlanders, wordt gedacht? Mijn familie is van twee culturen en ze houden van beiden, van de Nederlandse herfst en de Turkse zon in juli. Ze houden van börek en pannenkoeken. Ze spreken beide talen even goed, ze hebben een vaderland en een moederland, al kan je strijden over welk land wat voor hen is.

In het jaar dat ik naar de lagere school ging kreeg ik een zusje. Ze kreeg een Turkse naam. Dat jonge groene blaadje aan de stam van de Islam werd Filiz genoemd.

© Copyright Irene O.

Ingezonden door

Irene O.

Geplaatst op

15-01-2016

Over dit verhaal

Nurettin, een 3e generatie Turks-Nederlandse jongen, vertelt over zijn familie die naar Nederland kwam zo'n halve eeuw geleden; trouwens: ikzelf ben de blonde dame met de groene ogen in dit verhaal; er zit dus een stukje 'real life' in.

Tags

Succes