schelpen en lemmingen

Schelpen en lemmingen
schelpen en lemmingen

Als je praktisch op het strand geboren bent, weet je al snel hoe de zee beweegt. Je leert de onvoorspelbaarheid van het weer en het gedrag van het water kennen. Dikwijls door schâ en schande. Wie heeft er nooit schelpen gezocht op[ het strand? Een feest voor kinderen en volwassenen. De talloze soorten in vormen en kleuren blijven boeien. Oesters, mosselen, alikruiken, wenteltrapjes, tepelhorens, tafelmesheften, zaagbekjes en hartschelpen. Ach het zijn zoveel soorten dat het teveel is om op te noemen. De Hoornschelpjes met hun prachtige draaiingen en de tweekleppige schelpen, die je niet open kon krijgen omdat er nog iets in leefde. Schelpen die open stonden en leeggegeten waren door de vogels, herkende je aan het kleine gaatje dat vlak achter het scharniertje zat. Dat hadden de vogels erin gepikt, omdat zich daar de sluitspier bevond van het schelpdier. Als dat spiertje doorgepikt was, ging de schelp vanzelf open en snoepten ze vogels het lekkers er uit. Heerlijk was het om langs de vloedlijn schelpen te zoeken, met de zilte wind in het gezicht.
Zo zou je als kind horen te spelen. We kennen inmiddels allemaal de foto wel, van dat kindje, dat door de kalme branding in slaap was gewiegd, door de strand welterusten gekust, terwijl de zachte bries een slaapliedje fluisterde. Waar is je moeder, kind? Waar je vader? Jij woog het minste, dus je mocht van de zee als eerste aan land. Het land dat je niet kon of wilde hebben.
Vlak na de oorlog verhuisde ik naar het dorp aan een rivier. Vergeleken bij de zee leek de rivier een kinderachtig watertje, waar ik geen enkele vrees voor had. Dat is me slecht bekomen, want ik verdronk in diezelfde rivier.
Met veel moeite werd mij opnieuw lucht ingeblazen en kwam het leven weer terug op zijn plek. Gelukkig waren er mensen om mij heen, die me kenden en me verzorgden, liefderijk en vol medelijden. Ik was niet alleen. Mijn vader sprak me streng toe en mijn moeder maakte een beschuitje met aalbessen uit de tuin, met suiker er op. Toen brandden mijn ogen ook al zo.
Ook de beelden van de voornamelijk Syrische en Irakese vluchtelingen aan de grenzen van Macedonië kan ik maar niet van mijn netvlies krijgen. Wanneer houdt die stroom vluchtende mensen op? Hoelang moeten we ons nog medeverantwoordelijk blijven voelen voor deze verschoppelingen? Iemand zei van de week tegen me:”Ik weet niet hoeveel ik nog dragen kan..” Wat een teleurstelling, verdriet en vertwijfeling spreekt er uit deze opmerking. Hoeveel kunnen zij nog verdragen. Hoeveel kan Europa nog dragen, vraag ik me af bij de journaalbeelden. Die steeds maar toestromende mensenhorden, die in golven naar de wanhopige kijkende Macedonische soldaten afkomen. Lemmingen, dacht ik. Dit heb ik eerder gezien bij de lemmingen, u weet wel, die schattige diertjes, die in grote getalen zich naar de afgrond begeven en zich massaal in de diepte storten. Zij werden echter niet door oorlogen gedreven, maar door honger. Als er teveel van die beestjes komen, dan is er geen eten genoeg meer. Hele hongerige lemmingvolkeren raken dan op drift en in blinde haast volgen ze elkaar ongeacht wat er onderweg gebeurt. Lemmingen aan de randen van Europa, aan de randen van Nederland, aan de randen van Westerwolde. En wij, wij staan met de handen in de lucht en weten niet meer wat aan te vangen met zo’n omvangrijk probleem. Landen beginnen zich te verschansen achter snel opgeworpen barricades en prikkelhekken. Grenzen worden gesloten. Intussen hopen de vluchtelingen zich op en breken hier en daar door de beveiligingen heen. Wat zou ik doen, als ik daar tussen stond, met mijn kleinkind in de armen. Wat zou u doen?
Het makkelijkste is ‘niet aan denken’. Maar het komt zo dichtbij, je moet er wel aan gaan denken. En aan de basis van al dit kwaad liggen godsdienstverschillen. Geloof me, elke, maar dan ook elke, godsdienst die anderen het leven ontneemt is een leugen. Elkaar het licht in de ogen niet gunnen hoewel ze allemaal ‘naastenliefde’ verkondigen. Verdrietig kijk ik naar mijn vrouw die ook de beelden ziet. Ze slikt en haar ogen glanzen net iets te veel.
Wij kunnen elkaar troosten , maar wie troost hen daar. Daar zijn immers geen troostwoorden meer voor te vinden.
Buig diep voor het lijden van anderen. Christenen buigen wel voor het lijden van jezus. Mohammedanen buigen meermalen per dag voor hun god. Joden wiegelen tegen een muur en vragen hopelijk vergeving voor hun foute gedrag. Nederlanders liegen nog steeds over Ambon en Indonesië. Mijn ogen branden inderdaad van de tranen die niet meer willen komen, maar kijk goed om je heen onder het water als je schelpen zoekt, ook als het zoutje ogen verschroeid. Kijk goed naar de lemmingen. Kijk daarna nog eens naar jezelf en schaam je voor je belijdenissen.

© Copyright iakon

Ingezonden door

iakon

Geplaatst op

14-09-2015

Over dit verhaal

hoeveel kan ik nog dragen

Tags

Nieuws Vluchtelingen