Apocalyps

‘Dit houdt ze wel even tegen.’ Ze sloeg een laatste spijker in het hout en keek om zich heen. Eerst naar haar andere barricade, en vervolgens naar het verlaten platform om er zeker van te zijn dat ze alleen was. Alles leek veilig. Ze daalde de trap af naar het platform en gunde zich eindelijk een beetje rust. Het was nu precies vijf dagen geleden begonnen. Het begin van het einde. Toen ze het hoorde had ze gelachen. Het duurde echter niet lang voor ze zich realiseerde wat er echt aan de hand was. Een Amerikaans bedrijf was er in geslaagd zombies te creëren. Het project liep zo snel uit de hand dat het hele continent in een mum van tijd verloren was. En nu waren ze hier.

Ze schrok wakker van het geluid van voetstappen. Ze keek om zich heen en controleerde of de barricades nog steeds intact waren. Met een bonzend hart stond ze op en stapte langzaam naar de sporen. Ze luisterde. Het geluid kwam van rechts. Voetstappen van één persoon. ‘Hallo?’ riep ze. Zombies zouden niet alleen komen. ‘Hallo? Is daar iemand?’ Ze stapte op het geluid af en zag het schijnsel van een zaklamp in de verte. Ze sprong op de sporen en begon te rennen. De gedachte dat ze niet de enige overlevende was gaf haar weer hoop. Het rennen bleek echter een slecht idee, want voor ze het wist struikelde ze in het donker over de sporen. Ze probeerde recht te komen, maar haar enkel bezweek onder haar gewicht. ‘Hulp nodig?’ klonk het. Ze keek op en werd verblind door het licht van de zaklamp. Dankbaar pakte ze de uitgestoken hand en liet zich recht helpen. ‘Hey,’ zei hij. ‘Benjamin.’ Ze hield zijn hand nog steeds vast. Hij lachte. ‘Zeg maar Ben.’ Ze bloosde en liet zijn hand los terwijl ze zich ook voorstelde. ‘Lorelei.’

Hij ondersteunde haar toen ze samen terug liepen naar het platform in het licht van zijn zaklamp. ‘Zijn er nog anderen?’ vroeg ze. ‘Overlevenden?’ ‘Ik heb geen idee. Ik hield me schuil in het vorige station met mijn broertje, maar het heeft niet lang geduurd voor ze onze barricades doorbroken hadden. We probeerden ze op afstand te houden door ze neer te schieten, maar het waren er teveel. Mijn broer kon ik niet meer redden.’ Hij gaf haar een zwak glimlachje. ‘Oh,’ zei ze, ‘het spijt me. Maar hoe ben jij dan ontsnapt?’ ‘Ik ben de sporen op gerend en heb het station opgeblazen met een handgranaat. Daar komen ze niet door.’ ‘Waarom kwam je dan hierheen?’ vroeg ze. ‘Daar was je veilig?’ ‘Als de zombies van de andere kant kwamen was ik ten dode opgeschreven. Helemaal ingesloten. Daarom ben ik dus vertrokken. Maar hou nu op met die vragen Lori, we hebben belangrijkere dingen te doen.’

Toen ze weer bij het station aankwamen, tilde hij haar op het platform en inspecteerde hij de barricades. Nog steeds geen spoor van de zombies. ‘Kan je hiermee overweg?’ Lorelei draaide zich om en zag dat hij haar een wapen aanreikte. ‘Een MP7A1, kan je vast wel aan.’ Ze durfde het haast niet aan te raken. ‘Oké, jij moet dus nog veel leren,’ schimpte hij. ‘Kom eens hier.’ Hij wees naar een oude reclameposters aan de muur. ‘Probeer die vrouw eens te raken.’ Haar handen trilden toen ze haar vinger aan de trekker plaatste. Ze keek even opzij en zag dat hij haar verwachtingsvol aankeek. Mikken was nooit haar sterkste kant geweest en zeker niet onder druk. Ze kneep een oog dicht en schoot. Hij grinnikte. ‘Ik geef je wel nog wat handgranaten. Dan raak je hopelijk wel iets.’ Om haar teleurstelling te verbergen, lachte ze met hem mee. ‘Je hebt niets aan me. En ik kan niet eens lopen.’ ‘Vast wel,’ zei hij. ‘Probeer eens op je enkel te steunen.’ Hoewel alles pijn deed van het zitten op de harde stationsvloer, trok de pijn snel weg en kon ze zonder veel moeite lopen. ‘Goed zo. We blijven hier niet lang meer. Probeer nog wat te slapen, morgen wordt een leuke dag.’

‘De barricades!’ Het geluid had haar gewekt. Ze greep haar geweer, sprong recht en hield niet op met schieten tot Benjamin haar een klap in het gezicht gaf. ‘Denk je dat we kogels in overvloed hebben of zo?’ schreeuwde hij. ‘Geef hier. Als je niet kan raken, schiet je beter niet.’ Ondertussen waren de zombies erin geslaagd de barricades af te breken. Verstijfd van angst keek Lorelei toe hoe hij ze stuk voor stuk raakte, waarna ze bloedend op de grond zakten. Het was de eerste keer dat ze echte zombies zag, en niets had haar hierop kunnen voorbereiden. Ze waren snel en verrassend genoeg niet groen. Door hun grauwe huid en ingevallen wangen leken ze meer dood dan levend, en het ergste van al was de stank. De misselijkmakende geur van rottend vlees verdrong al haar gedachten. Pas toen Benjamin riep dat ze moesten vluchten, kon ze weer helder denken. Ze keek naar de zombies die op een hoopje lagen leeg te bloeden. Veel verder dan de deur waren ze niet gekomen. Snel liep ze achter Benjamin aan. Ze zag hem haast niet meer in de donkere tunnel. ‘Wacht even!’ riep ze. Hij draaide zich om en scheen met zijn zaklamp in haar richting. ‘Haast je. Zoveel tijd hebben we niet.’ Ze vertraagde toen ze bij hem aankwam. ‘Het spijt me trouwens dat ik je sloeg.’ Ze keek hem aan, maar lette al snel weer op haar voeten. ‘Maakt niet uit,’ zei ze. ‘Met mij als partner heb je toch geen kans.’ Hij zweeg even. ‘Die hebben we sowieso niet.’

‘Wat is dat?’ Hij scheen met zijn zaklamp voor zich uit. ‘Een metrostel,’ zei ze. ‘Het staat hier vast al een tijdje.’ Hij keek haar aan en glimlachte. ‘Zullen we een kijkje nemen? Misschien vinden wie iets bruikbaars.’ ‘Daar ga ik niet naar binnen hoor. En we hebben hier trouwens geen tijd voor.’ Ze keek snel om zich heen maar zag alleen duisternis. Haar angst nam haar gedachten over. ‘Laat me alsjeblieft niet alleen achter.’ ‘Dan zal je me moeten volgen,’ lachte hij, en hij liep naar het metrostel. ‘Geef me je geweer,’ zei hij. Ze aarzelde, maar wist dat ze maar beter kon meewerken. Ze hadden geen tijd te verliezen. Na een paar schoten brak één van de ramen in stukken en nadat hij het gat groot genoeg had gemaakt, klommen ze in het metrostel. Hij scheen rond met zijn zaklamp. ‘Zie je iets?’ vroeg ze. Hij liep langs de oude, vergrijsde stoeltjes en ging op zijn buik liggen. ‘Wat zoek je eigenlijk?’ vroeg ze. Ze wilde zo snel mogelijk weg. ‘Een helikopter,’ antwoordde hij zonder op te kijken. ‘Wat denk je zelf?’ Ze zweeg en keek zelf ook wat rond. Benjamin begon te neuriën en haar angst ebde langzaam weg. In haar verbeelding zag ze hoe ze samen alle zombies overwonnen en thuis als helden ontvangen werden. Maar toen realiseerde ze zich dat iedereen dood was. Ze luisterde weer naar zijn geneurie en keek toe hoe hij over de grond kroop, op zoek naar iets dat hun leven zou kunnen redden. Ze wou net vragen of ze konden gaan toen ze voetstappen hoorde. ‘Sst,’ zei ze. ‘Hoor je dat ook?’ Hij richtte zich op en scheen met zijn zaklamp voor zich uit. Recht in het weerzinwekkende gezicht van een zombie. Ze gilde en greep haar geweer. ‘Niet doen Lori, straks raak je mij!’ schreeuwde hij nog, maar het was al te laat. Met gesloten ogen hoorde ze hoe ze schoot. Ze durfde niet te kijken. Pas toen ze zijn nerveuze lachje hoorde, opende ze langzaam haar ogen en zag wat ze had aangericht. Het levenloze lichaam van de zombie lag op een paar centimeter van Benjamin, met een aantal gaten in zijn borst. Ze had niet één keer gemist. Verbaasd stond hij op. ‘Doe dat alsjeblieft nooit meer.’

Het duurde even voor ze het raampje hadden gevonden waarlangs ze naar binnen waren geklommen. Lorelei scheen met zijn zaklamp op de sporen. Ze wilde niet weer verrast worden door een zombie en ze geloofde niet dat ze in staat was zoiets nog een keer te doen. Toen ze zich ervan vergewist had dat ze alleen waren, hielp Benjamin haar door het raam en klom vervolgens zelf uit de metro. Zwijgend liepen ze over de sporen. Hij had geen woord meer gezegd sinds ze hem had gered. Langzaam verdween de adrenaline uit haar bloed en kon ze weer helder denken. Ze liepen nu al een hele tijd door deze tunnel. Het kon niet lang meer duren voor ze het volgende station bereikten. ‘Lori?’ klonk het zachtjes van haar linkerkant. ‘Ja?’ ‘Bedankt dat je me gered hebt.’ Hij keek haar aan en ze zag dat hij alles nog aan het verwerken was. ‘Dat deed jij ook voor mij,’ antwoordde ze. ‘En het spijt me dat ik tegen je schreeuwde. Ik dacht gewoon dat...’ ‘Sst, volgens mij zijn we er,’ onderbrak ze hem. ‘En hou op met die excuses.’

De slachtoffers die zich in dit station hadden schuilgehouden, hadden zich duidelijk niet zo snel gewonnen gegeven. De vloer lag bezaaid met lege hulzen en de tunnel die het station verbond met het volgende was ingestort. De plakkerige plassen bloed en de rottende lichamen maakten haar misselijk. ‘We kunnen beter naar buiten gaan, denk ik,’ zei Benjamin. ‘Hier zouden we niet zo makkelijk kunnen vluchten.’ Ze namen de trap naar boven en liepen langzaam door de gangen van het station. Ook hier waren de muren bedekt met bloed en hing nog steeds dezelfde misselijkmakende geur. Het enige licht kwam van Benjamins zaklamp, en ze bleef dan ook zo dicht mogelijk bij hem. ‘Ben je bang?’ vroeg hij. ‘Je trilt helemaal.’ ‘Ja,’ antwoordde ze. ‘En jij?’ ‘Heel erg,’ zei hij. Ze wisten niet welk moment van de dag het was en wisten dus ook niet wat ze konden verwachten. Zouden ze alleen zijn? Of omsingeld door zombies en meteen verloren? Misschien zagen ze niet eens nog een laatste keer het daglicht.

Het leek eeuwig te duren voor ze de uitgang bereikten, maar uiteindelijk zagen ze licht aan het einde van de gang. Ze haalde opgelucht adem. Eindelijk konden ze weg uit het donker. Onbewust begonnen ze te rennen. Het licht kwam steeds dichterbij en voor een moment voelde het alsof ze in de hemel aangekomen waren. Maar toen ze naar buiten keken, zagen ze alleen maar chaos. Hier en daar stonden auto's in brand, huizen waren ingestort of bleven amper rechtstaan, maar wat haar het meest verontrustte was de stilte. Er was niemand te zien, waar ze ook keken. Langzaam liepen ze naar buiten. ‘Waar gaan we nu heen?’ vroeg ze. Hij dacht even na. ‘Ik weet wel een goed plekje.’ Ze volgde hem de straat uit. De hele tijd bleven ze op hun hoede, maar er was nergens een teken van leven te bespeuren. Niet van mensen, maar ook niet van zombies.

Het plekje dat Benjamin in gedachten had, was een plein met in het midden een grote fontein. Ze gingen zitten op de stenen rand en namen het uitzicht in zich op. De zon scheen als nooit tevoren en verlichtte ook hier de vernielde gebouwen. Gebroken glas weerkaatste de zonnestralen en het zachte briesje blies plastic zakken en papier door de straten. ‘Weet je,’ zei hij, ‘ik ben blij dat je er bent.’ Ze keek hem aan. ‘Ben?’ ‘Nee, ik meen het. Ik weet niet of ik het volgehouden zou hebben zonder jou.’ ‘Ben, dit is niet het juiste moment. We hebben nu wel betere dingen te doen.’ ‘Laat me even uitspreken oké.’ Ze sprong recht. ‘Nee dat laat ik je niet. Ze komen eraan Ben, kijk achter je.’

Aan het einde van de straat stond een groepje zombies. Ze besteedden geen aandacht aan de twee overlevenden, en ze hoopte dat ze hen nog niet opgemerkt hadden. ‘Laten we gaan,’ fluisterde ze. Ze slopen ongemerkt een steegje in en begonnen dan te rennen. Benjamin liep een stuk sneller dan haar en al snel kon ze hem niet meer bijhouden. ‘Wacht even!’ riep ze. Maar hij hoorde haar niet en verdween achter een bocht. Ze hoorde hem schreeuwen en niet veel later kwam hij dubbel zo snel weer tevoorschijn. ‘Rennen!’ riep hij. ‘Ze hebben me gezien.’ De adrenaline pompte door haar lijf en deze keer kon ze hem zonder moeite bijhouden. Ze bereikten het plein waar ze daarnet nog weggeslopen waren. Ze greep haar geweer bij het zien van alle zombies die zich verzameld hadden rond de fontein, en aan het horen van de schoten wist ze dat Benjamin hetzelfde het gedaan. Een voor een vielen de zombies bloedend neer, maar ze wisten dat het er teveel waren. ‘Gooi een granaat!’ riep Benjamin. Ze deed wat hij haar vroeg, en met trillende vingers trok ze de pin uit de granaat. Ze hield zich schrap voor de explosie en bedekte haar oren. Lichaamsdelen vlogen alle kanten op in een regen van bloed. Maar de groep zombies leek niet kleiner te worden. Achter hen kwamen de zombies steeds dichterbij, en Benjamin had zich omgedraaid om ook hen te doorzeven met kogels. ‘We kunnen hier niet blijven staan,’ zei Lorelei. ‘Kom.’ Ze rende langs de zombies naar de andere kant van de fontein en gooide meteen een granaat naar de plek waar ze daarnet nog gestaan had. Benjamin kwam naast haar staan en gooide er zelf ook één. De afstand die ze gecreëerd hadden maakte het een stuk makkelijker om te schieten en langzaamaan verkleinde de groep zombies. Maar geen van hen beide had gemerkt dat een zombie erin geslaagd was om hen via steegjes langs achteren te besluipen. Ze merkten het pas toen het te laat was.

Op het moment dat Benjamin gebeten werd, had ze zich omgedraaid en een kogel recht door dat monster zijn lelijke kop gejaagd. Maar hij zakte al kreunend op de grond. ‘Nee!’ schreeuwde ze. Ze gooide haar laatste granaat naar de naderende groep zombies en liet haar geweer op de grond vallen. Ze sleepte hem mee het dichtstbijzijnde gebouw in en probeerde zo goed en zo kwaad als het kon een barricade te maken met een oude kast en een paar stoelen. ‘Lori...’ Zijn gezicht was lijkbleek en hij lag onderuitgezakt tegen de muur. Hij rilde over zijn hele lichaam. ‘Het komt goed oké, hou gewoon vol,’ zei ze. Ze wist dat ze niets kon doen. ‘Schiet...’ kreunde hij. ‘Wat zeg je?’ vroeg ze. Ze kwam naast hem zitten en bekeek zijn bezwete gezicht. Ze merkte pas wat hij wou zeggen toen ze het handpistool zag dat hij haar aanreikte. ‘Nee,’ stamelde ze, ‘nee, ik ga je niet neerschieten.’ ‘Alsjeblieft,’ smeekte hij. Hij keek haar aan en ze zag de tranen in zijn ogen. ‘Ik sterf liever dan te moeten leven als een zombie.’ Ze zag hoeveel moeite hij moest doen om te spreken. ‘Maar ik kan het niet,’ zei ze. ‘Verdomme Lori, doe het!’ In zijn ogen zag ze hoe zijn vastberadenheid vermengde met krankzinnigheid. Ze nam het pistool aan en ging staan. Ze sloot haar ogen en voelde hoe haar wimpers een traan loslieten. ‘Het spijt me,’ fluisterde ze. En ze schoot.

© Copyright Jokeeuh

Ingezonden door

Jokeeuh

Geplaatst op

16-07-2015

Tags

Zombies