De fluistermuren

Zoals elk goed sprookje beaamt begint het met een mooie protagonist hier ver, ver vandaan. Haar voeten zijn bijna kapot en haar kleding heeft zijn beste tijd gehad, maar haar lange zwarte haren en sprankelende ogen vertellen verhalen de engelen te rijk

Ze zet haar emmer was neer en buigt zich voorover, vanuit het water kijkt het meisje naar zichzelf . Ze kijkt recht in de meest troosteloze ogen die ze ooit heeft gezien maar , als ze haar hand naar het wateroppervlak uitstrekt en zichzelf voorzichtig aanraakt voelt ze een soort verbitterde vastberadenheid. Want waar voor ons het sprookje pas begint is het voor haar al lang vergaan.
Het bewijs van haar vergane utopie ligt zo’n vijf meter verderop begraven, waar eerst een kleine basisschool stond ligt nou haar prins enkele meters onder de grond op haar te wachtten. Voor een laatste keer loopt ze er naar toe. Ze heeft hem niets te bieden, maar toch knielt ze bij het hoopje aarde neer. Voor een laatste keer haalt ze haar handen door het warme zand. Haar was doet er even niet toe, want voor even lijken ze weer terug te zijn. Voor heel even ziet ze haar familie weer;
Ze zaten met z’n allen in de kerk, de priester praten over vrede, hoe god hen op de test stelde. Hoe hij hun kilometers lang water liet dragen, omdat hij van hun hield, hoe hij hun gewassen verdorde, omdat hij van hun hield, hoe hij hun ouders liet sterven, omdat hij van ze hield. Hoe hij hun, als ze al zijn testen doorstonden, zou belonen. Dat is waar ze haar prins ontmoette. Die ene die weigerde zijn hoofd te buigen, die weigerde zijn gebeden te prevelen. Het was liefde op het eerste gezicht. Eén blik van haar was al genoeg om hem te laten weten dat hij haar na de dienst aan moest spreken. Het was alsof ze voor elkaar gemaakt waren. Maar god’s laatste beproeving was te veel. Ze hadden nooit gedacht dat de rebellen de school zouden bestormen. De school die hun bevrijders hadden gebouwd. De school waar ze leerden over, vrijheid, democratie, waar ze leerden schrijven, lezen, lachen.

Abrupt staat Azuka op. Ze wil nog even een gebedje prevelen, maar als ze haar hoofd buigt stokt haar adem in haar keel en ze hoort zijn woorden in haar hoofd:
“Enkel lege hoofden bidden naar een lege hemel.”
Resoluut staat Azuka op, nog even mompelt ze gedag, daarna draait ze zich om en met grote, lichtvoetige stappen loopt ze weg.

Het arme ding, als ze toch eens wist wat haar te wachten staat. Misschien dat ze dan wat langer gebleven was, misschien dat ze dan wél had gebeden.
Maar beste lezer het is inmiddels tijd voor een kort hiaat, een kleine versnelling in de realiteit. Het meisje is terug bij haar familie, ze hebben hun spullen gepakt en wachten tot zonsopkomst voor hun vertrek. Nog enkele dagen en hun lang en gelukkig zal eindelijk realiteit worden.
Maar de zon komt al op en de prachtige pastelkleuren laten zich al aan de horizon zien. Het word ook tijd voor ons om verder te gaan en met Azuka mee te reizen.

De reis was lang en bar ,de dagen waren warm en de nacht was ijzig koud. Azuka’s voeten deden pijn en uit kleine wondjes liepen druppels bloed. In de brandende zon liepen ze verder. Haar broertje Nyack dronk de laatste paar slokken water uit hun veldfles. Ze hadden meer mee moeten nemen, in geen velden of wegen was een rivier of meer te bekennen. Zonder water zou Nyack het geen dag langer uit houden, hij zou hun alleen maar ophouden en ze zouden hem achter moeten laten. Azuka voelde een zweetdruppel langs haar nek naar beneden gaan en voor het eerst deze reis drong het tot haar door dat ze het misschien niet gingen halen. Na wat nog eens 1001 nachten leek bereikten ze eindelijk de kust. De groep waarmee ze vertrokken waren was gehalveerd, de meeste achter gelaten omdat ze de reis toch niet zouden halen.
Maar alle ontberingen deden er niet meer toe, ze waren er bijna. Ze hadden de kust bereikt en enkel de zee stond nog tussen hun en het land van hun bevrijders in. En als ze aan waren gekomen…. Dan zouden de bevrijders hen helpen, ze zouden aardig zijn, ze zouden hun beschermen, net zoals ze gedaan hadden toen ze de school bouwde.

Ze zag hoe haar vader geld aan een vreemde man gaf. Over enkele uren zouden ze kunnen vertrekken. Nyack worstelde zich uit Azuka’s armen en kroop dwars door alle mensen heen. Nog voordat Azuka het realiseerde was Nyack al uit haar zich verdwenen.

De paar uur die nog hadden zochten Azuka en haar vader naar Nyack. Maar toen de boot aangemeerd was en de eerste paar mensen instapte was hij nog nergens te bekennen. Ze zochten nog even verder, schreeuwend rende door de mensenmassa; mensen werden weggeduwd, kinderen vielen om en heel Azua’s wereld leek te bestaan uit die ene naam “Nyack”. Ze hoorden haarzelf zijn naam schreeuwen en haar hele lichaam leek erop te reageren, het was alsof die naam in haar botten gebrand stond. Uitgeput kwamen Azuka en haar vader terug bij de boot, ze hadden nog vijf minuten en Nyack was nog steeds nergens te bekennen, moesten ze hem toch achterlaten ?
Met haar hele zijn wenste Azuka dat Nyack al op de boot was, dat ook hij de goedheid van haar bevrijders zou proeven, maar in haar achterhoofd wist ze al hoe naïef dat was.
Langzaam liep ze naar de boot toe, haar bestaan zou ook zonder Nyack verder gaan.

Een oudere man met een glimlach als een wolf hees Azuka het dek op, haar vader klom vlak achter haar aan naar boven. Hand in hand wurmden ze zich door de mensenmassa om vervolgens een plekje op het dak van de brug te vinden. De boot was al lang volgeladen en ze zaten al schouder aan schouder maar nog steeds druppelde mensen het dek op. Het schip startte en voor even leek het alsof het schip niet vooruit zou komen. Maar toen met een hoop gepuf ging het schip vervaarlijk langzaam vooruit. De golven hadden vrij spel op het schip en bij elke kleine golf leek het schip te kantelen. Nog nooit had Azuka zo veel water op één plek gezien. Nog nooit had het zo donker blauw en gevaarlijk geleken , nog nooit had ze zo’n spijt gehad niet te kunnen zwemmen.

De kust was al in zicht toen de verschrikkelijke, harde, boze wind opstak. De golven spatte over het dek en de boot werd een speelbal van het getij. En opeens zag Azuka hem, de kapitein met de wolvenlach. Hij roeide door de golven heen, ver weg van de boot. Azuka draaide vragend haar hoofd naar haar vader, “waarom verlaat de kapitein het schip ?”
Lang hoefden ze niet op het antwoord te wachtten.
Alsof er een vloek op het schip was uitgesproken begonnen alle golven aan één kant van het schip te beuken en het kolkende water kwam steeds dichter bij het dek.

Telkens als Azuka adem probeerde te halen vulde haar longen zich met water. Wrakstukken van het schip flitste voor haar ogen voorbij en de golven verzwolgen het arme ding.
Maar haar verhaal is nog niet over, het sprookje is nog niet voorbij. Met een laatste krachtinspanning greep het meisje een wrakstuk vast. Ze klampte zich stevig aan het houd vast, om haar heen hoorde ze mensen schreeuwen, namen, hulpkreten, zelfs korte gebeden, wanhopige kreten naar een wrede god. En natuurlijk hadden jullie het volgende al lang aan zien komen. Geen enkel sprookje is compleet zonder een gebroken hart. Een kleine hand kwam boven het water uit en een jongenshoofdje snakte naar adem. Het geluid van de noodkreet had Azuka nog niet bereikt of ze wist al wie het was. `Nyack!´ . Azuka vocht tegen de golven in naar het enige wat nog van haar over was, maar nog voordat Azuka hem kon bereiken was hij al weer onder water verdwenen. Ze greep het water in en zag alles door haar vingers glippen. De gebroken prinses liet haar hoofd hangen, alles wat ze had was weg. De vergane glorie werd door de golven meegevoerd. De chaos in het water leek volledig langs haar heen te gaan en langzaam verslapte haar grip.

Hoe ze er gekomen is weet ze niet meer, maar eindelijk is ze in het beloofde land. Om haar heen het puurste wit wat ze ooit had gezien, met haar als enige vlek. Een donkere smet tegen een vlekkeloze achtergrond. Haar bevrijders waren goed en ondanks dat ze elkaar niet konden verstaan kwam Azuka niets te kort. Eindelijk leefde ze een leven van overvloed. Maar als de lichten uitgingen en haar bestaan leek te vervagen, hoorde ze ze. De stemmen die lege gebeden een hemel in stuurde. De muren leken ze te weerkaatsen en de verhalen terug te fluisteren, zo fluisterden ze Azuka elke nacht in slaap.
Om te dromen van een lang en gelukkig.

© Copyright ...

Ingezonden door

...

Geplaatst op

06-02-2015

Over dit verhaal

Een Afrkaans meisje dat met haar familie naar Europa reist. *De naam Azuka betekent vrij vertaald vergane glorie in Afrika

Tags

Afrika Parodie Sprookje Verdriet Verlies